E Grammatik üben

Was weißt du noch?
Beantworte die Fragen in deinem Heft!

  1. Schrijf de stappenplan voor het vervoegen van zwakke ww op?
  2. Schrijf het ezelsbruggetje voor de uitgangen van de basisregel op?
  3. Wat is er anders als de stam eindigt op -d/-t?
  4. Wat is er anders als de stam eindigt op -s-klank?

timer
4:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Was weißt du noch?
Beantworte die Fragen in deinem Heft!

  1. Schrijf de stappenplan voor het vervoegen van zwakke ww op?
  2. Schrijf het ezelsbruggetje voor de uitgangen van de basisregel op?
  3. Wat is er anders als de stam eindigt op -d/-t?
  4. Wat is er anders als de stam eindigt op -s-klank?

timer
4:00

Slide 1 - Tekstslide

Was weißt du noch?
Beantworte die Fragen in deinem Heft! Bespreek even met je buurman de antwoorden.

  1. Schrijf de stappenplan voor het vervoegen van zwakke ww op?
  2. Schrijf het ezelsbruggetje voor de uitgangen van de basisregel op?
  3. Wat is er anders als de stam eindigt op -d/-t?
  4. Wat is er anders als de stam eindigt op -s-klank?

timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Antworten
stap 1: stam -en/n
stap 2: op wat eindigt de stam/ regel bepalen
stap3: onderwerp in de zin/ perso. voornaamwoord bepalen
FE   E   ST   T   EN   T   EN
extra E bij du; er/sie/es; en ihr-vorm
geen -s bij du-vorm

Slide 3 - Tekstslide

Programm
Hausaufgabe 
Quiz
Aufgabe machen
Hausaufgabe

Slide 4 - Tekstslide

PW VT4 31-1-2024

Slide 5 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden vervoeging 
timer
1:00
Ich 
Du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Stam + en 
stam + t
stam + e
stam + en 
stam + st
stam + t 

Slide 6 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord "machen"
timer
1:00
mache
machst
macht
machen
macht
machen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 7 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord "arbeiten"
timer
1:00
arbeite
arbeitest
arbeitet
arbeiten
arbeitet
arbeiten
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 8 - Sleepvraag

Zwakke werkwoorden:
Ich _____ viel.
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 9 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden:
du_____ viel.
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 10 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst

Slide 11 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
D
lebt

Slide 12 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden:
Ich _____ gerne.
A
back
B
backe
C
backst

Slide 13 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heißst

Slide 14 - Quizvraag

Aufgaben machen
Wie lange                    8 Minuten
Wo                                  Seite 120
Was                                Nr. 21+22  
Hilfe                               Grammatikübersicht
Fertig                            Sprachmittel K1+K2
timer
8:00

Slide 15 - Tekstslide

Mondeling [K1+K2]
Sprechen....
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Ik kan de juiste uitgang bij een werkwoord vinden...
ja
meestal
soms

Slide 19 - Poll

Hausaufgabe
Seite 116 E 21

Slide 20 - Tekstslide