Pepsinogeen (peptase) geactiveerd tot pepsine door zoutzuur in maag
Trypsinogeen geactiveerd tot trypsine door enterokinase in twaalfvingerige darm
Peptidasen in alvleessap en dunne darmsap
Slide 12 - Tekstslide
Optimum pH
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt
Slide 13 - Tekstslide
Koolhydraten
Amylase in speeksel en alvleeskliersap
Maltase, sacharase en lactase in dunne darmsap
Slide 14 - Tekstslide
Vertering van vetten
Slide 15 - Tekstslide
Hormonen
Gastrine: productie maagsap door maagwand
Secretine: productie gal en alvleessap
Cholecystokinine (CCK): afgifte gal door galblaas
Slide 16 - Tekstslide
Vertering van zetmeel
Slide 17 - Tekstslide
https:
Slide 18 - Link
https:
Slide 19 - Link
https:
Slide 20 - Link
Zijn er vragen?
Zijn er vragen?
Slide 21 - Tekstslide
Welke enzymen zijn achtereenvolgens nodig voor eiwitvertering, volgens 82 E?
A
amylase en maltase
B
peptase, tryptase, chymotrypsine en peptidase
C
pepsine, trypsine en peptonen
D
gal en lipase
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekenen de pH waarden die in 82E staan?
A
Dat zijn de pH-waarden van de enzymen
B
Dat zijn de pH-waarden van de voedselbrij ter plekke
C
Dat zijn de pH-maxima van de enzymen
D
Dat zijn de pH-optima van de enzymen
Slide 23 - Quizvraag
Is dit een verzadigd of onverzadigd vetzuur?
A
Verzadigd
B
Onverzadigd
Slide 24 - Quizvraag
Door welk orgaan wordt gal geproduceerd?
A
Galblaas
B
Lever
C
Twaalfvingerige darm
D
Alvleesklier
Slide 25 - Quizvraag
Welk van deze organen produceert/produceren (pro-)enzymen met een functie bij de eiwitvertering?
A
Alleen de dunne darm
B
Alleen de maag en de alvleesklier
C
Alleen de alvleesklier en de dunne darm
D
De maag, de alvleesklier en de dunne darm
Slide 26 - Quizvraag
Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon. Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.
Slide 27 - Quizvraag
Jane eet vooral heel weinig groente. Ze heeft last van verstopping: haar darmperistaltiek is heel traag.
Leg uit hoe dat komt
Slide 28 - Open vraag
In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend. Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.