Bg2 les 2: verslaving

Bg2 les 2: verslaving
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BG2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bg2 les 2: verslaving

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je:
  • benoemen wat verslavingsproblematieken zijn
  • benoemen welke verslavingsproblematieken er zijn
  • benoemen wat je rol is als MZ'er

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord verslaving?

Slide 3 - Woordweb

Wanneer ben je verslaafd?
Volgens de DSM 5: Voldoe je aan twee of drie criteria dan heb je een milde stoornis in het gebruik van middelen. Voldoe je aan vier of vijf criteria dan is er sprake van gematigde (moderate) stoornis en bij zes of meer symptomen is er sprake van een ernstige stoornis

Slide 4 - Tekstslide

De 11 criteria zijn:

  1. Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan je van plan was.
  2. Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
  3. Het verkrijgen of gebruiken van het middel en het herstellen van gebruik kosten veel tijd.
  4. Sterk verlangen om te gebruiken.
  5. Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis.
  6. Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het sociale of relationele vlak.
  7. Door gebruik opgeven of sterk verminderen van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
  8. Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
  9. Voortdurend gebruik ondanks het gebruik  problemen met zich mee brengt of verergert.
  10. Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie.
  11. Optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer te gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Rol van MZ'er bij verslavingen
1. signaleren
2. doorverwijzen
3. dagelijkse leven

Slide 8 - Tekstslide

Rol van MZ in dagelijke praktijk

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Individuele opdracht
-
Ethisch dilemma

Iedereen krijgt een situatie over een cliënt. 
Daaronder staan 2 keuzemogelijkheden. 
Aan jou de taak om de situatie verder uit te diepen en de voor- en nadelen te formuleren. 
  1. Beschrijf het dilemma kort in eigen woorden.
  2. Wie zijn de betrokkenen in deze situatie?
  3. Wat zijn de voor- en nadelen van beide oplossingsmogelijkheden?
  4. Welke oplossing zou jij als persoonlijk begeleider kiezen in deze situatie?
  5. Hoe ga je deze keuze onderbouwen tegenover betrokkenen?
  6. Hoe zou je omgaan met kritiek of weerstand vanuit de cliënt en betrokkenen?

Slide 11 - Tekstslide

aan het einde van de les kun je:
benoemen wat verslavingsproblematieken zijn
benoemen welke verslavingsproblematieken er zijn
benoemen wat je rol is als MZ'er

Slide 12 - Tekstslide