Een houten paard
Snel vernamen de Trojanen dat de Grieken niet meer aanwezig waren. Ze waren blij en gingen overal heen: sommigen gingen naar de plaats waar altijd de tenten van de Grieken waren geweest, anderen naar het strand, waar de schepen waren geweest. Daar zagen ze een heel groot houten paard. Ze verwonderden zich zeer en overlegden over de gebeurtenis. Sommigen wilden het paard met vuur vernietigen, anderen zeiden: 'De Grieken hebben het paard achtergelaten als geschenk voor Athena; als wij het in Troje hebben, beschermt de godin niet meer de Grieken, maar ons.'
En sommigen waren het paard al naar Troje aan het brengen, maar Laokoon, de priester van Poseidon, rende met zijn zoons naar hen toe en zei: 'Dwazen, denken jullie dat de Grieken ooit uit de oorlog zullen vluchten? Vertrouw niet op hun geschenken; begrijp dat het paard een list is. En toen gooide hij een lans en raakte de buik van het paard.
Plotseling kwamen twee slangen uit de zee. Meteen vielen ze Laokoon en zijn zoons aan. Eerst wikkelden ze hun lange lichamen om de kinderen heen en daarna grepen ze ook de vader. De dieren brachten hen de zee in, waar het water de kinderen en de man verzwolg.
De Trojanen beschouwden hun dood als een straf van de goden en brachten uit angst het paard zo snel mogelijk naar Troje; ze begrepen namelijk het gevaar niet.