Examentermen Personeelsmanagement

Examentermen Personeelsmanagement
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examentermen Personeelsmanagement

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De sociale zekerheid is een stelsel dat inkomen garandeert voor personen of gezinnen als zij (tijdelijk) niet in staat zijn om zichzelf van inkomen te voorzien. Dit wordt gefinancierd door de sociale premies en belastingen die mensen met een inkomen betalen. 
Werkeloosheidswet (WW)
Inkomen als je tijdelijk geen werk hebt.  Als bijvoorbeeld je contract afloopt zorgt het UWV een uitkering.
Je moet wel een half jaar gewerkt hebben en het ontslag mag niet je eigen schuld zijn.
Werkgever betaalt de premie en je hebt wel een sollicitatie plicht. (=zoeken naar passend werk)
Je hebt recht op max 24 maanden uitkering = 2 jaar.

Ziektewet
Zieke medewerker moet je 2 jaar doorbetalen 
1e jaar minimaal 70 % (mag niet onder het minimumloon uitkomen)
2ejaar minimaal 70 % (mag wel onder het mimimumloon uitkomen)
Soms kan je beroep doen op ziektewet (als gevolg van zwangerschap of orgaandonatie of als uitzendkracht).
Soms heb je 2 wachtdagen.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Voor medewerkers die langdurig ziek zijn.
Na 2 jaar mag je een medewerker ontslaan en deze kan dan een WIA uitkering aanvragen.
Keuring vindt plaats door UWV en als arbeidsongeschiktheid lager dan 35% is moet je hem in dienst houden. 
Bij hoger dan 35% arbeidsongeschiktheid - recht op WIA uitkering.

Slide 3 - Tekstslide

Nederlandse Arbeidsinspectie.
Werkgever en medewerker hebben allebei de plicht om de naleving van de arbeidstijdenwet en het arbeidstijden besluit te contoleren.
Werkgever = verplicht urenregistratie bij te houden.
Voor transportbedrijven controleert Inspectie Leefomgeving en Transport de rij- en rusttijden.
De Nederlandse Arbeidsinspectie onderzoekt of bedrijven de standaardregels naleven (bijv. werktijden in magazijn.
Zij controleren of de Arbowet wordt nageleefd.
UWV WERKbedrijf
Non profit organisatie die vraag en aanbod op arbeidsmarkt op elkaar afstemt. Werklozen zijn verplicht om zich in te schrijven, als ze recht op uitkering willen behouden.  Ze bieden arbeidsbemiddeling en aanvragen voor uitkering aan.

Slide 4 - Tekstslide

Arbodienst
Bedrijf moet zich bij het uitvoeren van het arbobeleid laten ondersteunen door arbodienst.
Kan particulier zijn of een interne arbodienst.
Taken van arbodienst zijn:
  • Gegevens verzamelen over ziekteverzuim en bedrijfsongevallen.
  • Een plan maken om arbeidsomstandigheden te verbeteren.
  • Zieke werknemers contoleren en begeleiden
  • Spreekuur houden voor werknemers met gezondheids- of welzijnsproblemen.
  • Reintegratie
  • Opstellen Arbo beleidsplan
  • Opstellen RI&E en plan van aanpak.l

Slide 5 - Tekstslide

Richtlijn 2003/59/EG: betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen.

Rijbewijs met code 95 = Een chauffeur moet het juiste rijbewijs hebben met code 95. Dit toont aan dat de chauffeur de cursus heeft gevolgd die bij de code hoort. deze is 5 jaar geldig. Na 5 jaar moet de chauffeur bijgeschool worden en krijgt hij opnieuw een code 95 aantekening. 

Slide 6 - Tekstslide

Als leidinggevende heb je in je werk te maken met arbeidsrecht. Je stuurt mensen aan dus moet je ook zorgen voor een veilige werkomgeving. Alle regels staan in wetten en deze moet je kennen - zorgen voor een goede arbeidsverhouding met je werknemers.
Wet Verbetering Poortwachter = Bij langdurig ziekte sneller in te grijpen en het aantal werknemers dat langdurig ziek is terug te dringen.  Van werkgever en medewerker wordt er verwacht dat ze zich inspannen om weer aan het werk te gaan. Je maakt bijv. samen een re-integratie plan. 
Ketenbepaling arbeidsrecht = Volgens de ketenbepaling mag je maximaal drie tijdelijke contracten achter elkaar geven aan je werknemer. Het vierde contract is automatisch een contract voor onbepaalde tijd (vast contract). Als er tussen de drie contracten een periode van meer dan 6 maanden zit, dan is de keten verbroken.

Ontslagrecht = Een werknemer onstlaan kan niet zomaar. bij een overeenkomst voor bepaalde tijd eindigt aan het einde als de werknemer dan ook echt niet meer werkt, anders verlengt het automatisch. 
Ontslagverboden - als een werknemer ziek of zwanger is of lid van de OR heeft ook enige ontslagbescherming. 
Transitievergoeding = bij onslag krijg je een financiele vergoeding van je werkgever. Voorwaarde is wel dat het initiatief om dienstverband te beeindigen bij werkgever ligt. Dit is 1/3 maandsalaris per gewerkt jaar.

Slide 7 - Tekstslide

Als leidinggevende heb je in je werk te maken met arbeidsrecht. Je stuurt mensen aan dus moet je ook zorgen voor een veilige werkomgeving. Alle regels staan in wetten en deze moet je kennen - zorgen voor een goede arbeidsverhouding met je werknemers.
Wet Arbeid en Zorg  = doel is om het voor werknemers makkelijker te maken om werk en prive te combineren bijv.
  • Zwangerschapsverlof = 16 weken en de loonkosten zijn voor overheid/UWV
  • Kraamverlof
  • Zorgverlof 
  • Calamiteitenverlof 
Soms betaald en soms onbetaald

Slide 8 - Tekstslide

Als leidinggevende heb je in je werk te maken met arbeidsrecht. Je stuurt mensen aan dus moet je ook zorgen voor een veilige werkomgeving. Alle regels staan in wetten en deze moet je kennen - zorgen voor een goede arbeidsverhouding met je werknemers.
Arbeidsovereenkomsten = mondeling of schriftelijk vastgelegde ovk waarbij medewerker zich verbindt om in dienst tegen een bepaald loon arbeid te verrichten onder gezag van een werkgever. Dit kan onder een CAO zijn. 
Voldoen aan 3 voorwaarden:
1) de medewerker is persoonlijk verplicht arbeid te verrichten.
2) de werkgever betaalt een bepaald loon
3) er is sprake van een gezagsverhouding.
Er zijn 2 soorten:
A) Arbeidsovk voor onbepaalde tijd - geen einddatum - 
B) Arbeidsovk voor bepaalde tijd - met begin en einddatum - 

Slide 9 - Tekstslide

Als leidinggevende heb je in je werk te maken met arbeidsrecht. Je stuurt mensen aan dus moet je ook zorgen voor een veilige werkomgeving. Alle regels staan in wetten en deze moet je kennen - zorgen voor een goede arbeidsverhouding met je werknemers.
Wet arbeidsmarkt in Balans (WAB) =  ook wel Flexwet genoemd. Regelt aanstellingen van medewerkers voor bepaalde tijd. Dus een arbeidsovk met eindtijd. Je mag de medewerker max 3 tijdelijke contracten aanbieden met een gezamenlijk duur van max 3 jaar. 
Wet op de ondernemingsraden =  Medewerkers hebben het recht zich te verenigen in een ondernemingsraad. In deze wet zijn de regels vastgesteld. Zie boek blz 248
Lid van de OR heb je tot 2 jaar na beeindiging ontslagbescherming tenzij reorganisatie. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bij het maken van een werkplanning hou je rekening met de wettelijke regels voor arbeids- en rusttijden. Deze regels staan in de Arbeidstijdenwet. De uitzonderingen op de Arbeidstijdenwet staan in het Arbeidstijdenbesluit. 
De ATW geeft voorschriften voor de maximumduur van het verrichten van arbeid:
  • Hoe lang een werknemer per dag per week mag werken
  • wanneer een werknemer recht heeft op pauze of rusttijd.
  • vanaf welke leeftijd arbeid is toegestaan en onder welke voorwaarden.
Bijv. een dienst mag niet langer dan 12 uur duren en een medewerker mag niet langer dan 60 uur per week werken.
In een periode van 16 weken mag een medewerker gemiddeld maar 48 uur werken.


Rusttijden: een medewerker mag na een werkdag bijv. 11 uur niet werken. 

Slide 12 - Tekstslide

Richtlijn 2002/15:
Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen.


Verordening 561/2006
Regels voor rijtijden en rusttijden bij wegvervoer
Transportbedrijven en (zelfstandige) chauffeurs van vrachtwagens, openbaar-vervoerbussen en touringcarbussen moeten zich houden aan Europese regels voor rijtijden en rusttijden.


Slide 13 - Tekstslide

Tachograaf - in vrachtwagens met een toegestane maximum van meer dan 3.5 ton.
Registreert de rij- en rusttijden, de snelheid en de afgelegde afstand in een vrachtwagen.
Tegenwoordig een digitale tachograaf. Iedere chauffeur moet ook een bestuurderskaart hebben. Iedere onderneming moet een bedrijfskaart hebben. De tachograaf wordt gekoppeld aan de bedrijfskaart. Chauffeur plaatst zijn bestuurderskaart in de tachograaf. 
Een bestuurderskaart iedere 28 dagen gedownload en iedere bedrijfskaart iedere 90 dagen.
Maar de chauffeur moet over een periode van 28 dagen onderweg de gegevens mbt rij-rust en werktijden bij zich hebben. Per 2025 wordt dit 56 dagen.
Een bestuurderskaart is individueel en kan dus niet uitgewisseld worden. 
De functie van een bedrijfskaart is om de bedrijfsgegevens te koppelen aan de tachograaf.
Bestuurdersattest = voor als je een chauffeur aan wil stellen van buiten de EU, wordt uitgegeven door de NIWO.
Verklaring van terbeschikkingstelling = voor chauffeurs die via uitzendbureau wordt ingehuurd.
Handhavers hebben een controlekaart nodig om te controleren op de naleving van rij - en rusttijden van chauffeurs. Inspecteurs van de Inspectie Leefomgeving en Transport, de politie en andere opsporingsdiensten kunnen een controlekaart aanvragen. Met de controlekaart kan de registratie van de tijden op twee manieren worden uitgelezen:
  • De gegevens op de bestuurderskaart aflezen;
  • De gegevens op de  tachograaf opvragen.

Slide 14 - Tekstslide

AETR: 
De bepalingen voor rij- en rusttijden uit de verordening gelden voor alle ritten binnen de Europese Unie. Wanneer de bestemming van een rit ligt in één van de volgende landen dan zijn de zogenaame AETR-bepalingen van toepassing:
Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië/Herzegovina, Kazachstan, Kroatië, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Servië, Turkije, Turkmenistan of Wit-Rusland.
Voorbeeld situatie
Een voorbeeld laat de toepassing van de AETR-bepalingen het beste omschrijven: een chauffeur krijgt vanuit Venlo de opdracht om een vracht op te halen in Milaan. Tijdens een tussenstop wordt de rit aangepast en krijgt de chauffeur te horen dat hij een vracht moet ophalen in Moskou (Rusland). Op dit moment worden de AETR-bepalingen de gehele rit van toepassing (dus van Venlo naar Moskou). Wanneer gedurende een week één of meerdere ritten onder het AETR-verdrag worden uitgevoerd, zijn de bepalingen voor de wekelijkse en tweewekelijkse rij- en rusttijd uit het AETR-verdrag op die periode van toepassing.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

CAO = Collectieve Arbeidsovereenkomst  is een ovk tussen werkgevers(organisaties) en werknemerorganisaties waaraan iedereen zich moet houden. Een CAO regelt de arbeidsvoorwaarden voor de gehele sector.
Betere afspraken voor werknemer mag je afspreken slechter mag niet.
Afspraken in een CAO:
Einde arbeidsovk.
Opzegtermijn van bijv iemand met 15 werkjaren of langer = 4 maanden en werkgever is verplicht een getuigschrijft mee te geven.
Uitzendkrachten
Alleen gebruik mogen maken van diensten van goedgekeurde uitzendbureaus en payrollbedrijven. Deze krijgen dezelfde basisarbeidsvoorwaarden als medewerkers in dienst. 
Oproepkrachten
Minimaal 4 dagen  vantevoren oproepen en minimaal 3 uur per oproep werken
Inschaling
Inschalen moet in loonschaal die bij functie hoort, rekening houden met ervaringsjaren. Mag medewerker in lagere trede inschalen totdat hij meer ervaring heeft. 


Slide 21 - Tekstslide

Diensturen berekenen.
Werknemer moet diensturen registreren op een urenverantwoordingsstaat. Salaris wordt berekend op basis van deze staat of op het aantal elektronisch vastgestelde uren. 
Toeslagen:
Volgens CAO komt werknemer in aanmerking voor verschillende toeslagen.
Onregelmatigheidstoeslag als ze s nachts moeten werken.
Ook voor vuil werken werk in een koude omgeving.
Als werknemer op erkende feestdagen niet werkt, ontvangt hij loon voor 8 uur, als hij wel werkt mag werkgever een vrijde dag teruggeven of een toeslag van 100% van het uurloon.
In mei vakantiebijslag = 8 % van het loon inclusief de toeslagen.
Overwerk krijg je vergoed inclusief toeslagen. 
Werk op zaterdag = toeslag van 50 % 
Werk op zondag = toeslag van 100 %


Slide 22 - Tekstslide

Ziekte en ongeval 
bij ziek worden in het buitenland kun je op kosten van werkgever terugreizen. Kosten voor verzorging, vervoer, onderdak en voeding moeten vergoed worden. Wel eerst bij eigen verzekering navragen wat er vergoed wordt. Als werkgever sluit je ongevallenverzekering af, voor als je bijv periode niet kan werken, invalide raakt of overlijdt door ongeval. 
Tijd voor tijd:
als je je overuren niet uitbetaald krijgt maar vrije dagen mag opnemen. 
Als je meer dan 220 uur in 4 weken werkt, moeten de extra uren vergoed worden in vrije tijd. Dit kun je ook afkopen tegen 130 % van uurloon.
Scholing 
als je scholing moet volgen voor werk - worden cursuskosten, examenkosten en reiskosten vergoed - Je krijgt ook uren voor de cursus doorbetaald. Je werknemer kan je bijv wel verplichten deel terug te betalen als je binnen een jaar ontslag neemt. 


Slide 23 - Tekstslide

Verlof 
CAO beschrijft verschillende soorten verlof: 
  • Vakantiedagen
rond de 25 afhankelijk van leeftijd en dienstjaren. 
  • Bijzonder Verlof
Bijv. huwelijk, overlijden van familielid of verhuizing
  • ATV dagen
Worden in overleg met werkgever vastgesteld 

Duurzame inzetbaarheid
Zorgt ervoor dat werknemers langer kunnen blijven werken.
Regels die gelden voor werknemers van 55+
Zij mogen bijv. niet verplicht worden om in ploegendiensten of s nachts te werken. 



Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Klassieke organisatievorm. Een hierarchische organistie met alleen maar lijnfuncties.
Voordeel: eenvoud en duidelijkheid.
Nadeel: geen specialisten die de lijnfunctionarissen ondersteunen

Slide 26 - Tekstslide

Behalve lijnfuncties ook staffuncties: deze ondersteunt en adviseert de lijnmanager, maar zijn niet ondergeschikt aan de afdelingen maar werken voor de hele organisatie.
Voordeel: Lijnfuncties krijgen ondersteuning.
Nadeel: Organisatie kan te duur worden.

Slide 27 - Tekstslide

Medewerkers rapporteren aan verschillende leidinggevenden - bij bedrijven die activiteiten aannemen op projectbasis.

Nadeel: Sommige medewerkers hebben 2 gezagsrelaties, dit kan wel eens verwarrend zijn.

Slide 28 - Tekstslide

De hierarchie bestaat uit elkaar overlappende management teams. Medewerkers kunnen lid zijn van twee overleggroepen.
Voordeel: medewerker in hogere overleggroep kan optreden als vertegenwoordiger in lagere overleggroep.

Slide 29 - Tekstslide

Het aantal directe medewerkers aan wie een manager leidinggeeft.
Het aantal niveaus in de organisatie waaraan een manager leidinggeeft.
Het aantal directe medewerkers aan wie een manager leiding kan geen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

In je personeelsplan kijk je naar vraag en aanbod. 
de vraag = personeelsbehoefte.
Onderbezetting = een tekort zorgt ervoor dat medewerkers veel en hard moeten werken - demotivatie
Overbeztting = overschot zorgt ervoor dat medewerkers niets te doen  hebben - hoge personeelskosten 

Capaciteitsbehoefte is het geheel aan middelen dat je nodig hebt om geplande werkzaamheden uit te kunnen voeren. (personeel, vrachtwagens, heftrucks etc..).

Signalen dat er geen balans is:
  • medewerkers moeten te hard werken
  • medewerkers hebben niets te doen
  • klanten moeten lang wachten op bestelling
  • loonkosten zijn hoog vergeleken met omzet

Kwantitatieve personeelsbehoefte = aantal medewerkers dat nodig is.
Kwalitatieve personeelsbehoefte = soort medewerkers dat nodig is. 




Slide 32 - Tekstslide

Personeelsbeleid is beleid dat gericht is op alles wat met personeel te maken heeft.
Personeelsverloop is instroom en uitstroom van medewerkers
Personeelsbeleid is verdeeld in 3 fasen: Instroom/Doorstroom/Uitstroom

Personeelsmanagement is niet alleen managen van instroom en doorstroom van medewerkers. Ook moet je de uitvoering van personeelsinstrumenten op elkaar afstemmen. Je moet weten wat je van je medewerkers verwacht, dat naar je medewerkers communiceren en hen zodanig motiveren dat zij meewerken aan het behalen van de doelstellingen van je bedrijf. 
Doel = creeren van een werkomgeving waarin de medewerkers optimaal met elkaar kunnen samenwerken. 
Taken:
  • Personeelsplannen en bezetting
  • Toepassen van regelgeving (arbeidsomstandighedenwet, AVG, Wet op ondernemingsraden)
  • Juiste toepassen van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. 
Personeelsplan is overzicht van aantal en soort mensen dat je organisatie nodig heeft.
Dit kun je indelen op:
  1. Doel: bijv. bezettingsplan, omzetplan, salesplan
  2. Niveau: strategisch / tactisch / operationeel 
  3. Termijn: Kort, middellang, lang. 


Slide 33 - Tekstslide

Om doelen te bereiken voer je als leidinggevende onder meer de volgende taken uit:
  • Beslissingen nemen
  • Controleren en organiseren
  • Coordineren
  • Delegeren
  • Taakopdrachten geven
  • Instrueren

Delegeren = je zet een ander in voor het behalen van je resultaten.  Je vertrouwt een taak met de bijbehorende bevoegdheden en middelen aan een ander toe. 



Slide 34 - Tekstslide

Instructies geven = Als je werk delegeert, moet je duidelijke instructies geven.
Doorloop dan de volgende stappen:
  • Doel bepalen - wat wil je bereiken
  • Doelgroep scannen - Wat weten ze al? Hoe ga je uitleg geven? Hoe kan je ze het best bereiken?
  • Uitleg geven -  Goed moment en goede plek/geef doel van de instructie / eerst hoofdlijnen dan details / geef voorbeelden / Activerend uitleg geven.
  • Controleren - Check of alles goed begrepen is.
  • Evalueren - Bespreek het nog een keer na uitvoering.

Functieprofiel opstellen = Hierin geef je aan welke eisen je stelt aan een medewerker, bijv opleidingseisen, persoonlijke eigenschappen maar ook moeten ze passen in de visie van de onderneming. 

 
Het doel van een opleidingsplan = competenties van medewerkers afstemmen op de bedrijfsbehoefte.
Het kenmerk is voor de verschillende functieniveaus specifieke opleidingen worden aangeboden. 

Slide 35 - Tekstslide

Bedrijfsregelement = De medewerkers van een bedrijf moeten weten wat er van hen verwacht wordt, en ze moeten zich houden aan de regels van het bedrijf.
Dit bevat onderdelen zoals huishoudelijke regelement, verzuimregelement, procedures rondom ziekmelden en allerlei andere zaken die de directie belangrijk vindt. 
Bijv. hoe om te gaan met social media, kledingvoorschriften, rookverbod.

Huisregels - hoe je je moet gedragen tijdens het werk. 
Bijv. wat moet je doen als je te laat komt of dragen van bedrijfskleding, pauzes, eten, drinken, roken en ook veiligheid op de werkvloer - fysieke veiligheid maar ook de omgang met elkaar. Huisregels zijn belangrijk bij verzuimpreventie.


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Hoe motiveren = 
Autonomie - dat je zelf keuzes kunt maken hoe je je werk doet
Relatie - hij moet erop kunnen vertrouwen dat zijn collega's en leidinggevenden hem steunen en accepteren. 
Competentie = Als hij precies weet wat en hoe hij het moet doen zal hij gemotiveerder zijn.
Zo niet dan: duidelijk communiceren, voordelen aangeven, training en ondersteuning geven.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Verbale communicatie = communicatie met woorden, het gaat om de woorden en niet om hoe je het zegt.
Non verbale communicatie = je maakt geen gebruik van woorden maar bijv. van lichaamstaal, houding, gezichtsuitdrukking, stemgebruik, blik in je ogen etc..

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide