examenvoorbereiding CE en schrijven 4B8A en B

examenvoorbereiding CE en schrijven 4B8A en B
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

examenvoorbereiding CE en schrijven 4B8A en B

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
 Centraal Examen
Lezen, luisteren en kijken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe oefen jij voor het centraal examen lezen en luisteren? Wat doe je/ heb je gedaan?

Slide 3 - Open vraag

Het tekstdoel informeren.  
De bedoeling van de schrijver of spreker.
de tekst wil de lezer uitleggen dat....
Wat wil hij met deze opmerking bereiken?
De tekst wil de lezer voorlichten over...
De tekst wil de lezer duidelijk maken dat....
Met welke bedoeling maakt zij deze opmerking?
Tekstdoelen in examens anders gezegd... Wat hoort bij wat?

Slide 4 - Sleepvraag

Soorten vragen
- Tekstdoel
- Hoofd en bijzaken
- De opbouw van een tekst
- Feiten en meningen
- Bedoelingen herkennen
- informatie toepassen
- Tussenkopjes kiezen
-  Een tekst samenvatten

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoelen
De schrijver wil:
Tekstdoel:
Voorbeeld
vermaken
amuseren
stripverhaal, grappig stukje, thriller
Dat je iets te weten komt
informeren
nieuwsbericht, voorlichting, folder
Zijn mening geven
overtuigen/overhalen
reactie op een website, ingezonden brief
Dat je iets gaat doen
activeren
reclame
Zeggen hoe iets moet
instrueren
gebruiksaanwijzing

Slide 6 - Tekstslide

Je leest een tekst met aanwijzingen voor verpotten van planten.
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
timer
1:00
A
amuseren
B
informeren
C
instrueren
D
overtuigen/overhalen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?

Slide 8 - Tekstslide


Wat is het tekstdoel van tekst 'oma's appeltaart'??
timer
1:00
A
amuseren
B
informeren
C
instrueren
D
overtuigen/overhalen

Slide 9 - Quizvraag

Je leest een tekst met een oproep om te demonstreren.
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
timer
1:00
A
amuseren
B
informeren
C
instrueren
D
overtuigen/overhalen

Slide 10 - Quizvraag

Je leest een nieuwsbericht over het instorten van een brug.
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
timer
1:00
A
amuseren
B
informeren
C
instrueren
D
overtuigen/overhalen

Slide 11 - Quizvraag

HOOFDZAAK en BIJZAKEN in een tekst.
Welke uitspraak past bij 'bijzaken'?
A
de grote lijn van het verhaal
B
voorbeelden in een tekst
C
het belangrijkste in de tekst
D
de hoofdgedachte van de tekst

Slide 12 - Quizvraag

Noem enkele woorden waaraan je kunt herkennen dat het om een MENING van iemand gaat.

Slide 13 - Open vraag

Meningen....
Ik vind.... / De heer de Boer vindt..
Ik ben van mening dat.../ zij is van mening dat....
Naar mijn/zijn/haar  mening...
Volgens mevrouw Jansen....
Aldus Frank Molenaar...
Het standpunt van Jan is...

Slide 14 - Tekstslide

Het examen zelf

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kun je zien op welke vragen je al een antwoord hebt gegeven?

Slide 16 - Open vraag

Je moet de vragen in een vaste volgorde maken
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoe vaak heb jij een oefenexamen gemaakt in Facet? (eerlijk zijn.....)
010

Slide 18 - Poll

Voorbereiding schrijfexamen.
1-jarige BBL  

Slide 19 - Tekstslide

Je gaat binnenkort een schrijfexamen maken. Waar word je op beoordeeld bij het examen?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Je hebt in het totaal 60 of 75 minuten. Als je tijd om is stopt de toets automatisch. Je moet 3 opdrachten schrijven. Hoe lang heb je ongeveer de tijd per opdracht?

Slide 22 - Open vraag

tijd   controleren in TOA
Elke keer als je naar de volgende opdracht gaat, zie je hoeveel tijd je nog hebt.

Normaal duurt de toets 60 minuten, sommigen  krijgen wat extra tijd.
Verdeel de tijd over de drie opdrachten:
OF 3 x 15/ 20 minuten = 45/ 60 minuten + 15 voor controle = 60/ 75 min
OF 3 x 25 minuten = 75 minuten, geen tijd voor controle

Slide 23 - Tekstslide

spellingscontrole
Hoe ga je ermee om?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Tip bij het examen: zelf goed nakijken!!!
  • Lees altijd je tekst zelf goed door.
  • Controleer of je alles uit de opdracht hebt gedaan.
  • Controleer of je goede zinnen hebt gemaakt en of alles duidelijk is.
  • Controleer je spelling en of je hoofdletters en punten hebt gezet.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat voor soort tekst moet je schrijven?
A
verslag
B
brief
C
formulier
D
instructie

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het doel van je tekst?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
informeren en overtuigen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Wat voor soort tekst moet je schrijven?
A
verslag
B
brief
C
formulier
D
instructie

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide