Spelling meervouden en tussenletters

Wat gaan we doen?
  • Korte oefening werkwoordspelling
  • Uitleg meervoud + oefenen
  • Tussenletters + oefenen
  • Weektaak afronden 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Korte oefening werkwoordspelling
  • Uitleg meervoud + oefenen
  • Tussenletters + oefenen
  • Weektaak afronden 

Slide 1 - Tekstslide

Meervouden en tussenletters


Lesdoel
: Je kan meervouden op de juiste manier spellen

Slide 2 - Tekstslide

(VT) Mijn moeder (vinden) dat ik was (veranderen)
Noteer zo: lopen, was

Slide 3 - Open vraag

(TT) Sam (worden) morgen kampioen, als hij zijn record (verbeteren).

Slide 4 - Open vraag

(VT) Sommige BN'ers (verlaten) Nederland en (verhuizen) naar Ibiza.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Stam + en

baard-baarden, leeuw-leeuwen

Let op! Bij een woord dat eindigt op –ee of –ie, gebruik je een trema (ë, ä, ï, ü)
zee- zeeën, melodie-melodieën

Let hierbij op de klemtoon. Valt deze niet op de –ie dan komt er nog een –n achter.


Stam+ s

Aapje-aapjes, studie- studies


Let hierbij op de uitspraak. Wanneer die niet meer klopt dan zet je een apostrof (‘) voor de s.
massa-massa’s, duo-duo’s.

Bij een afkorting krijgt het meervoud altijd ‘s.
BMW’s, cd’s


Slide 7 - Tekstslide

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 8 - Quizvraag

Meervoud/ Meervouden van:
groente

Slide 9 - Open vraag

Meervoud
Wat is 'calorie' in het meervoud?
A
caloriën
B
calorieën

Slide 10 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud
Wat is het meervoud van pizza?

Slide 12 - Open vraag

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 13 - Quizvraag

Meervoud
Wat is het meervoud van hobby?

Slide 14 - Open vraag

Samenstellingen
Wanneer je van twee (of meer) bestaande woorden een nieuw woord maakt.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide




-en-
Eerste woord is een znw met meervoud op –en


 -s-
Als je de –s- hoort. (Lievelingskleur, beroepsvoetballer)

Bij twijfel? Een ander woord gebruiken bij het tweede deel van de samenstelling



Geen -en-

Wanneer het eerste woord;
- een meervoud op –s heeft
- een meervoud op –en én –s heeft
- wanneer er maar één van is. (Zon, maan, etc.)
- Een versterkende betekenis heeft (apetrots, reuzesterk)
- geen zelfstandig naamwoord (znw) is

Hoe maak je een samenstelling?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe noem je een tussenletter in de Nederlandse grammatica?
A
Punt
B
Aanhalingsteken
C
Koppelteken
D
Komma

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer moet je een tussenletter toepassen?
A
Bij het eindigen van een zin
B
Bij het verbinden van twee delen
C
Aan het begin van een woord
D
Bij een enkelvoudig zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel tussenletters zijn er in het Nederlands?
A
3
B
5
C
4
D
2

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
kattenbak
B
kattebak

Slide 23 - Quizvraag

Weektaak
-Je leest H4 op blz. 110 in je boek en je maakt opdr. 1 t/m 3 + 6
- Je leest H6 op blz. 136 van je boek en je maakt opdr. 1t/m 8.
-Je leest de theorie van H5 over meervouden in de reader spelling die op ItsLearning staat.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is goed?
A
berenvel
B
berevel

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed?
A
liefdescène
B
liefdesscène

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed?
A
keuzenpakket
B
keuzepakket

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed?
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video