Herhalingsles wederkerende werkwoorden

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

wederkerend werkwoord en de juiste naamval
Je kunt of de 4e of de 3e naamval gebruiken.
Als je een lijdend voorwerp in de zin heb moet je bij het persoonlijke voornaamwoord de 3e naamval toepassen.
Ich wasche mir die Hände.
Is er geen lijdend voorwerp pas je de 4e naamval toe.
Ich wasche mich.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ich dusche
A
mir
B
mich

Slide 4 - Quizvraag

Wir kaufen ... ein Brötchen.

Slide 5 - Open vraag

Ik ga zitten.
A
Ich gehe sitzen.
B
Ich sitze.
C
Ich setze mir.
D
Ich setze mich.

Slide 6 - Quizvraag

Ik kam mijn haar.
A
Ich kämme mich die Haare.
B
Ich kämme mir die Haare.
C
Ich kämme meine Haare.

Slide 7 - Quizvraag

Welke naamval hoort bij het voorzetsel?
Morgen komme ich mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
1e naamval - meine
B
3e naamval - meiner
C
4e naamval - meine

Slide 8 - Quizvraag

Um ....... (zijn) Kinder(mv) zu beruhigen, sang er Lieder.
A
seinem
B
seine
C
seiner
D
seinen

Slide 9 - Quizvraag

Wir suchen stendig nach ...... (jouw) Kind
A
deinem
B
dein
C
deine
D
deinen

Slide 10 - Quizvraag

Geef de naamval en de vertaling:
Diese Katze gehört (haar) Schwester.
A
1e - ihre
B
3e - ihrer
C
4e - ihre

Slide 11 - Quizvraag

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Slide 12 - Open vraag