4.3.2 De Standenmaatschappij

Bidders, Vechters en werkers
4.3 De standenmaatschappij
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bidders, Vechters en werkers
4.3 De standenmaatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen:
- Wat de standenmaatschappij is.
- Hoe je in een stand kwam

Slide 2 - Tekstslide

Bidders, vechters en werkers
  • In de middeleeuwen waren de mensen in Europa niet allemaal gelijk. 
  • De samenleving was verdeeld in 3 groepen, de standen:
  1. De geestelijkheid (de bidders)
  2. De Adel (De vechters)
  3. De boeren (De werkers)
  • Iedere stand had zijn eigen rechten en plichten.  

Slide 3 - Tekstslide

Mensen in het Rijk
  • In de middeleeuwen zijn de meeste mensen boer en wonen op het land.
       - Zij leven op domeinen van heren 
       - In ruil voor eten en klusjes krijgen zij bescherming.  
      -  Ook moeten zij belasting betalen aan de heer en de koning.
  • Rond het jaar 1000 worden steden ook steeds belangrijker.
      - De inwoners van een stad worden burgers genoemd. 

Slide 4 - Tekstslide

De bazen van het Rijk
  • De regels in het rijk werden gemaakt door de bazen van de domeinen,  volgens de ideeën van de hoogste baas, de
        koning.  
  • Deze groep mensen werden de adel of edelen genoemd.
  • Zij bepaalden de regels en beschermden de mensen
  • In ruil daarvoor hoefden zij niet te werken. De mensen in hun gebied gaven hen belasting en landbouwopbrengsten.
    

Slide 5 - Tekstslide

Hoge en lage adel
  • De adel was verdeeld in hoge adel en lage adel
  • Hoge adel waren de leenmannen van de koning.
        - Vertrouwelingen en familie kregen vaak de grootste 
           stukken. 
  • Lage adel waren achterleenmannen of vrije mannen met   veel grond en geld. 
  • Kinderen van edelen waren automatisch ook van adel. 

Slide 6 - Tekstslide

De geestelijkheid
  • Vanaf het jaar 1100 was eigenlijk iedereen in Europa Christelijk. 
     - Iedereen geloofden in God en wilde naar de hemel.
  • De geestelijkheid vertelde de mensen hoe ze moesten leven en wat God wel en niet oké vond. 
  • Ook bidden zij voor alle mensen, zodat de rest kan werken. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoge en lage geestelijken
  • Geestelijken werden niet geboren, dat moest je worden.
       - Mensen uit de andere twee standen konden in deze stand 
          komen.  
       - Alleen kreeg niet iedereen de belangrijke banen. 
  • Mensen uit de Adelstand kregen belangrijke banen, zoals bisschop 
  • Mensen uit de boerenstand kregen de lage banen, monnik. 

Slide 8 - Tekstslide

De standenvergadering
  • Om het bestuur van het land goed te laten gaan, hield de koning een standenvergadering.
  • Hierin kwamen mensen van alle standen naartoe om met de koning te praten 
      - bijvoorbeeld over belastingen.
  • Alleen hadden de rijken mensen hier iets te zeggen
  • De armen mensen hadden niets te vertellen. 


Slide 9 - Tekstslide

De standenmaatschappij

Slide 10 - Tekstslide

Geestelijken
Adel
Boeren
Burgers
Bidders
Vechters
Werkers

Slide 11 - Sleepvraag

Waarom is dit schema een driehoek?

Slide 12 - Open vraag

Waarom is stand 1 de geestelijkheid?
A
Het is de grootste groep.
B
God is het belangrijkst voor de mensen.

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke stand zou de koning horen?
A
Eerste stand (geestelijkheid)
B
Tweede stand (Adel)
C
Derde stand (Boeren en burgers)
D
Hij hoort niet bij een stand.

Slide 14 - Quizvraag

Welke mensen hadden iets te vertellen in de standenvergadering?
Wel iets te vertellen
Niets te vertellen
Horige boer
Gildemeester
Ambachtsman
Rijke koopman
Lokale edelman
Broer van de koning
Vrije boer
vrouwen
Burgemeester van een stad
Smid uit het domein

Slide 15 - Sleepvraag

De koning bestuurt!

  • Ondertussen wil de  koning steeds meer zelf beslissen.
       - Minder door zijn edelen. 
  • Hij wilde vanuit 1 punt besturen, zichzelf!
  • Dit heet centralisatie

Slide 16 - Tekstslide

Centralisatie
  • De koning had een paar trucjes om meer  zelf te beslissen.
 
  • Minder advies van leenmannen, vaker van ambtenaren
       - Dit waren opgeleide burgers.
  • Regels die de koning bedacht, gingen overal gelden. 
  • De vorst ging een eigen leger betalen 
       - Nu luisterden de soldaten naar hem!

Slide 17 - Tekstslide

Waarom zouden de 1e en 2e stand de centralisatie van de koning niet leuk vinden?

Slide 18 - Open vraag