A4 Vaardigheden

Vaardigheden
Om het verleden te kennen en te begrijpen moet de geschiedonderzoeker over verschillende vaardigheden beschikken. Die vaardigheden stellen hem in staat om de kennis van het verleden juist te interpreteren. Dit 'historisch denken en redeneren' concentreert zich rondom enkele belangrijke principes van de geschiedwetenschappelijke werkwijze: 
tijd en periodisering, 
  • bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen, 
  • causaliteit (oorzaken en gevolgen), 
  • standplaatsgebondenheid en 
  • continuïteit en verandering.


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vaardigheden
Om het verleden te kennen en te begrijpen moet de geschiedonderzoeker over verschillende vaardigheden beschikken. Die vaardigheden stellen hem in staat om de kennis van het verleden juist te interpreteren. Dit 'historisch denken en redeneren' concentreert zich rondom enkele belangrijke principes van de geschiedwetenschappelijke werkwijze: 
tijd en periodisering, 
  • bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen, 
  • causaliteit (oorzaken en gevolgen), 
  • standplaatsgebondenheid en 
  • continuïteit en verandering.


Slide 1 - Tekstslide

Tempo van Verandering 
Verandering: tempo van verandering
Een belangrijke taak van een historicus is om te onderzoeken hoe en waarom zaken veranderen.
In het tijdvak 'jagers (en verzamelaars), boeren en eerste steden' komen we de twee hoofdtypen van veranderingstempo tegen:

Een langzame, geleidelijke verandering; evolutie.
Een (plotselinge) snelle, totale verandering; revolutie.
Het typeren van een bepaalde verandering kan verschillende discussiepunten opleveren.


Slide 2 - Tekstslide

Absolute of relatieve snelheid.
De snelheid van een revolutionaire verandering kan in absolute zin (in tijd, bijvoorbeeld in uren, weken of jaren) of in relatieve zin (de tijd ervoor en de tijd erna) uitgedrukt worden.

Geleidelijk of schoksgewijs.
Naast het onderscheid tussen geleidelijke en schoksgewijze veranderingen is het ook zo dat binnen een geleidelijke verandering hier en daar versnellingen kunnen optreden.

Maatschappelijke terreinen: politiek, economisch, sociaal, cultureel.
In een revolutie kan de verandering soms zeer ingrijpend zijn op politiek of economisch gebied, maar kunnen de veranderingen op andere terreinen achterblijven.

Plaats- en streekafhankelijk.
Een verandering kan zich beperken tot een bepaald gebied. Ook kan de verandering eerst langzaam in de ene streek plaatsvinden en zich vervolgens later, vaak versneld, voordoen in een ander gebied.

Slide 3 - Tekstslide

Continuiteit en discontinuteit (verandering
Ontwikkeling: continuïteit
Een belangrijke taak van een historicus is om te onderzoeken hoe en waarom bepaalde zaken onveranderd blijven of eenzelfde ontwikkeling blijven volgen.
In het tijdvak van de Grieken en Romeinen komen we continue verschijnselen op verschillende manieren tegen. Continuïteit betekent dat zaken hetzelfde blijven of op eenzelfde manier doorgaan.

Continuïteit en verandering kunnen zich ook tegelijkertijd voordoen. In dat geval is er op sommige punten een verandering, maar blijven bepaalde aspecten hetzelfde. Het is de taak voor de historicus om deze nuances te beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

discontinuiteit

Slide 5 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
Een belangrijke taak van een historicus is om te onderzoeken hoe gebeurtenissen, ontwikkelingen en opvattingen uit het verleden worden bepaald door

- de toen geldende omstandigheden en ideeën (waarden en normen) en
- de nu bestaande omstandigheden en opvattingen.

Historische personen, maar ook wij, moderne mensen, zijn gevormd door de tijd waarin ze leven, maar ook door de cultuur waarin ze geboren zijn, hun geslacht, hun sociale positie, het land waarin ze leefden, et cetera. Samen heet dit standplaatsgebondenheid.

Bij het verklaren, het geven van een interpretatie, van gebeurtenissen, ontwikkelingen en denkwijzen uit het verleden moeten we dus zowel rekening houden met de achtergronden en factoren van de historische tijd als met die van de huidige tijd.

Slide 6 - Tekstslide

Multiperspectiviteit en standplaatsgebondeheid
Een belangrijke vaardigheid van een historicus is om verschillende invalshoeken en perspectieven van een gebeurtenis in het historisch onderzoek op te nemen. Daarbij moet de geschiedonderzoeker zich ook bewust zijn van zijn eigen perspectiviteit.
Multiperspectiviteit heeft een aantal raakvlakken met 'standplaatsgebondenheid' (zie voor een uitleg van deze vaardigheid onder andere 10.2).

Multiperspectiviteit is het besef dat er meerdere en verschillende perspectieven in het verleden en het heden op een (historische) gebeurtenis of ontwikkeling zijn, die leiden tot verschillende interpretaties. je eigen interpretatie (mening) ook maar een perspectief is (mede gebaseerd op je eigen waarden, normen, patronen en tijds- en plaatsgebondenheid).

Slide 7 - Tekstslide

Oorzaak gevolg - Causaliteit 
Veel gebeurtenissen uit de geschiedenis hebben meerdere oorzaken (multicausaliteit) en gevolgen. Soms kan het zijn dat een oorzaak meerdere gevolgen heeft of dat een oorzaak een gevolg heeft dat weer een oorzaak wordt van een andere gebeurtenis. Daarom is het belangrijk dat je leert om oorzaken van elkaar te onderscheiden, de verbanden ertussen te benoemen en daarbij conclusies te trekken. We noemen dit causaal redeneren.

De historicus onderscheidt verschillende soorten causale verbanden.
In de eerste plaats is er verschil in indirecte en directe oorzaken.

Indirecte (structurele) oorzaken of gevolgen gaan over ontwikkelingen of processen die verder weg in de tijd liggen of die zich over een grotere tijd uitstrekken.
Directe (incidentele) oorzaken of gevolgen gaan veelal over losse gebeurtenissen. Een bijzondere incidentele oorzaak is de aanleiding: de meest directe oorzaak (de druppel die de emmer doet overlopen).

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaak gevolg 
Een tweede manier om oorzaken en gevolgen in te delen, is om te kijken naar het maatschappelijke terrein waarin deze zich voordoen:

  • Politiek-bestuurlijk: alles rondom macht en bestuur.
  • Sociaaleconomisch: hoe mensen aan hun eten komen en met elkaar omgaan (ook: handel, nijverheid en verschillende bevolkingsgroepen).
  • Cultureel-mentaal: alles wat mensen maken, doen en geloven (ook: religie, kunst en wetenschap).

Als je deze verschillende oorzaken en gevolgen van elkaar kan onderscheiden is het belangrijk om met historische begrippen een redenering te maken. Deze vaardigheid oefen je in dit hoofdstuk meerdere malen.

Slide 9 - Tekstslide

Bruikbaarheid
Bij het bestuderen van historische bronnen moet je altijd onderzoeken of de bron wel bruikbaar en betrouwbaar is voor je onderzoek. Betrouwbaarheid en bruikbaarheid zijn altijd afhankelijk van het onderwerp (de onderzoeksvraag) dat wordt bestudeerd. Bekijk dus allereerst waar je onderzoek naar doet voordat je de betrouwbaarheid of bruikbaarheid gaat bepalen.

Een bron is bruikbaar
- als deze gaat over het onderwerp waar je onderzoek naar doet
- als de bron betrouwbaar is.

 of generiek. Als een bron representatief is kan dit bijdragen aan de betrouwbaarheid. Een bron die maar voor één persoon of situatie geldt noemen we uniek, en die is vaak minder betrouwbaar.

Slide 10 - Tekstslide

Betrouwbaarheid: We vinden een bron betrouwbaar als de auteur, de tekst/inhoud en de tijd aan bepaalde criteria voldoen.
Auteur: de maker van de bron moet objectief en onafhankelijk zijn om volledig betrouwbaar te zijn. We dienen na te gaan welke functie en welke belangen de auteur heeft en in welke relatie hij met de bron staat. Daarnaast is er de vraag of de maker de informatie zelf heeft verkregen (door ooggetuige te zijn) of de informatie indirect heeft verkregen. Je bestudeert kortom de standplaatsgebondenheid van de maker.

Tekst/inhoud: de tekst is betrouwbaar als die bestaat uit details of feiten die controleerbaar zijn en overeenkomen met de leerstof. Een bron vol met niet-onderbouwde meningen is niet erg betrouwbaar. Ook is een bron betrouwbaarder als in de bron
 wordt verwezen naar verschillende standpunten en meerdere/andere bronnen.

Tijd: als de bron uit dezelfde tijd is als het onderwerp , zijn enerzijds de herinneringen nog recent, wat de betrouwbaarheid vergroot en anderzijds zou het kunnen betekenen dat de auteur nog te emotioneel betrokken is bij het onderwerp en er te weinig afstand van heeft kunnen nemen. Een bron die veel later dan het onderwerp is geschreven heeft als nadeel dat de herinneringen wellicht vertroebeld zijn, maar heeft het voordeel dat de schrijver het onderwerp in een breder perspectief kan zien.

Slide 11 - Tekstslide

Betrouwbaarheid en representativiteit 
Uniek/generiek: als de informatie in de bron geldt voor meerdere mensen of situaties noemen we de informatie representatief

Als een bron representatief is kan dit bijdragen aan de betrouwbaarheid. Een bron die maar voor één persoon of situatie geldt noemen we uniek, en die is vaak minder betrouwbaar.

Aan de hand van bovenstaande criteria kun je bronnen analyseren. Vervolgens kun je bij bronnen een verklaring geven die je met argumenten onderbouwt. 

Slide 12 - Tekstslide

Door de vorige criteria te analyseren, geven we een interpretatie (een verklarende uitleg) van de bron. Om een goede interpretatie te geven, kijken we in deze paragraaf in het bijzonder naar het volgende: 
In hoeverre is de maker van de bron meer of minder betrouwbaar?
- Heeft hij/zij een bepaald belang/doel bij de bron?
- Heeft hij/zij een achtergrond (tijd, geloof, leeftijd, sekse, afkomst, maatschappelijke positie, beroep) die de bron beïnvloedt?

Geeft de bron veel controleerbare feiten en details (in plaats van meningen en algemene uitspraken)?
Bevat de bron alleen algemene uitspraken, veel (niet onderbouwde) meningen of uitspraken of juist duidelijke (en min of meer) feitelijke gebeurtenissen?

Geeft de bron ook meningen van anderen (al dan niet andersdenkenden/tegenstanders)?
Wordt de informatie ondersteund door andere bronnen?

Zit er weinig of veel tijd tussen de gebeurtenis en de bron (ooggetuige/van anderen gehoord)?

Slide 13 - Tekstslide

Significantie 
Een belangrijke taak van een historicus is om te onderzoeken welke betekenis bepaalde gebeurtenissen, ontwikkelingen, personen en opvattingen uit het verleden hebben. In paragraaf 8.2 heb je daarom al kennis kunnen maken met de vaardigheid 'significantie' (betekenis geven).
Daarbij werd onderscheid gemaakt naar betekenis van een gebeurtenis of verschijnsel voor

het verleden en/of voor het heden.
Op die laatste vorm van significantie wordt nu ingegaan: actuele significantie.
Daarbij wordt vooral gedacht aan de betekenis van het verleden voor

de hedendaagse maatschappij (politiek-maatschappelijke betekenis van de geschiedenis) en
de betekenis voor iemand zelf (persoonlijke vorming).

Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat de vrouwenemancipatiebeweging heeft bijgedragen aan maatschappelijke veranderingen, maar dat door het bestuderen van de vrouwenemancipatie individuele mensen zelf ook anders gingen denken over de positie van de vrouw.

Slide 14 - Tekstslide