4kader SE 1 woorden/zinnen
1 / 25
Lesduur is: 25 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vertaal: der Ausflug
A
de uitvlucht
B
het uitstapje
C
de uitvinding
D
de uitgang
Slide 2 - Quizvraag
Vertaal: die Lust
A
de lust
B
de lus
C
de zin
D
de honger
Slide 3 - Quizvraag
Vertaal: bedeuten
A
betekenen
B
bedenken
C
bestaan
D
bedienen
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal: schließlich
A
sluitend
B
ten slotte
C
tot slot
D
sluiten
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal: die Ausbildung
A
de uitbeelding
B
de school
C
de opbouw
D
de opleiding
Slide 6 - Quizvraag
Vertaal: zum Beispiel
A
tot slot
B
bijvoorbeeld
C
voorbeeld
D
met spelen
Slide 7 - Quizvraag
Vertaal: im Vergleich zu
A
in vergelijking met
B
met verschil tot
C
vergelijken
D
verschillen
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal: jedenfalls
A
gevallen
B
ieder moment
C
iedereen
D
in ieder geval
Slide 9 - Quizvraag
nur
A
naar
B
maar
C
alleen maar
D
alleen naar
Slide 10 - Quizvraag
Vertaal: de broers en zussen
Slide 11 - Open vraag
Vertaal: Ik zit op het vmbo.
Slide 12 - Open vraag
Vertaal: Ik ben op 13 december jarig.
Slide 13 - Open vraag
Vertaal: de kapster
Slide 14 - Open vraag
Vertaal: de verkoper
Slide 15 - Open vraag
Vertaal: die Erfindung
A
de bevinding
B
de uitvinding
C
de beving
D
de vinder
Slide 16 - Quizvraag
Vertaal: entscheiden
A
scheiden
B
bescheiden
C
beslissen
D
ontstaan
Slide 17 - Quizvraag
Vertaal: die Messe
A
het mes
B
de beurs
C
de messen
D
de bank
Slide 18 - Quizvraag
Vertaal: unterschiedlich
A
onderscheidend
B
onderop
C
verschillend
D
verschoten
Slide 19 - Quizvraag
Vertaal: während
A
maar
B
omdat
C
want
D
terwijl
Slide 20 - Quizvraag
Vertaal: getrouwd
Slide 21 - Open vraag
Vertaal: het enig kind
Slide 22 - Open vraag
Vertaal: Ik heb huisdieren: vier vissen en een hond.
Slide 23 - Open vraag
Vertaal: strips verzamelen
Slide 24 - Open vraag
Dit onderdeel voor het SE (woorden/zinnen) ging:
super goed
ok
slecht
moest ik dit ook leren dan??? ;-)
