V4ges1 herhaling tijdvak 1, 2 en 3

Herhaling tijdvak 1, 2 en 3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling tijdvak 1, 2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de kenmerken naar het juiste begrip
Feodale stelsel
Domeinstelsel
Leenheer
Horige
Economisch
Politiek
Herendiensten
Leenman

Slide 2 - Sleepvraag

Horigen: kregen stuk land en bescherming in ruil voor belasting en werk
Tijdvak 3: De vrijwel volledige vervaging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door de zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd hofstelsel en horigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de oorzaken van het ontstaan van een zelfvoorzienende agrarische samenleving?
(Hofstelsel)

Slide 4 - Open vraag

Tijdvak 3: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Problemen met het besturen van het Frankische rijk:
Wegen in verval
  •     Reizen is moeilijk
Verdwijnen handel en geldeconomie
  •    Belasting innen is ingewikkeld
Weinig mensen kunnen lezen en schrijven
  •    Onderdanen kunnen wetten niet lezen

Oplossing: Feodale stelsel

Slide 5 - Tekstslide

Vanaf de 9e eeuw: Vazallen gaan hun leen als erfelijk zien
Gevolg: Koningen hebben minder te vertellen

Slide 6 - Tekstslide

Verspreiding van de Islam rond 800

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de oorzaken van de snelle verspreiding van de Islam?

Slide 8 - Open vraag

Verspreiding van het Christendom rond 600

Slide 9 - Tekstslide

Hoe verliep de verspreiding van het christendom in Europa?

Slide 10 - Open vraag

Herhaling tijdvak 1 en 2

Slide 11 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect uit tijdvak 1 of 2 past bij deze foto?

Slide 12 - Open vraag

Rotsschildering
Zuid-Algerije, omstreeks 5000 v. Chr.

Slide 13 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect uit tijdvak 1 of 2 past bij deze bron?

Slide 14 - Open vraag

 Herodotus‘ Historiën (5e eeuw v.Chr.) Otanes visie op de monarchie.
'U weet dat vroegere koningen deden wat ze wilden zonder rekening te houden met anderen. Een koning heerst alleen en hoeft zich van niemand iets aan te trekken. Als koning denkt hij dat alles kan en wordt hij jaloers op rijke onderdanen. Daardoor gaat hij verkeerde dingen doen. Hij luistert naar mensen die over hem roddelen. En als mensen hem erg bewonderen, vertrouwt hij de vleierij niet. Maar het ergste is dat de alleenheerser oude gewoontes afschaft, geweld tegen vrouwen gebruikt en mensen zomaar laat doden.'

Slide 15 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect uit tijdvak 1 of 2 past bij deze bron?

Slide 16 - Open vraag

Romeinse munt
Deze munt lijkt in alle opzichten op een Romeinse munt. Het heeft het gezicht van een staatshoofd aan de ene kant en een gedetailleerd figuur op de andere. Maar deze munt is niet door Romeinen geslagen, het is een ‘barbaarse imitatie’. Dit betekent dat de munt wel gebaseerd is op Romeinse munten maar gemaakt is door Germanen. De munt is gevonden in Utrecht

Slide 17 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect uit tijdvak 1 of 2 past bij deze bron?

Slide 18 - Open vraag