H2 stoffen: dichtheid

H2 stoffen:  dichtheid
periodiek systeem der elementen
dichtheid 
massa, volume en dichtheid berekenen
zinken, drijven en zweven
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur en techniekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 stoffen:  dichtheid
periodiek systeem der elementen
dichtheid 
massa, volume en dichtheid berekenen
zinken, drijven en zweven

Slide 1 - Tekstslide

terugblik hoofdstuk 2 stoffen
Afgelopen weken hebben we de volgende onderwerpen behandeld:
  • stoffen en veiligheid
  • zuivere stoffen en mengsels
  • fasen en faseovergangen
  • krachten tussen moleculen
  • ontmengen van mengsels
  • ontleden van moleculen  

Slide 2 - Tekstslide

Atomen
Moleculen bestaan uit atomen.
Moleculen = bouwwerken
Atomen      = bouwstenen

Slide 3 - Tekstslide

Samenstelling van het atoom
Kern
Neutronen en protonen
Rond de kern
Elektronen

Slide 4 - Tekstslide

Het atoom (kern en schil)
Een atoom bestaat uit een kern en 
een schil.  In de kern vind je:
protonen (+ lading)
neutronen (neutraal)

In de schil van de atoom vind je:
elektronen (- lading)

Slide 5 - Tekstslide

De bouw van een atoom

Een atoom bestaat uit: 

  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zitten elektronen 
  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 6 - Tekstslide

Moleculen & atomen
Moleculen bestaan uit atomen.
Er zijn ca. 110 verschillende atomen
Er zijn ongeveer 110 verschillende atomen. Periodiek systeem verdelen in 2 groepen: Metalen en Niet-metalen

Slide 7 - Tekstslide

In het periodiek systeem staan al de verschillende atomen die we hebben. (ieder hokje is dus een andere kleur bolletje)
Molecuul dat uit één soort atomen bestaat
Extra
Het periodiek systeem kan je in je BiNaS vinden. In elk vakje staat een element met zijn eigenschappen. Zo staat in de afbeeldingen hierboven het atoomgetal rechts bovenaan en het massagetal links bovenaan. Verder worden de elementen aangegeven met hun symbool/afkorting. 
Uitleg
Het periodiek systeem is een schema met rijen (perioden) en kolommen (groepen). Alle elementen staan hierin overzichtelijk geordend. 
De elemten staan in de rijen op volgorde van atoomnummer (aantal protonen in de kern.
Elementen met dezelfde eigenschappen staan onder elkaar. 

Slide 8 - Tekstslide

 Het periodiek systeem
Groep 1 = alkalimetalen (deze atomen reageren heftig met water en halogenen)
Groep 2 = aardalkalimetalen (deze atomen reageren makkelijk met zuurstof)
Groep 17 = halogenen (deze atomen reageren heftig met metalen)
Groep 18 = edelgassen (deze atomen reageren niet met andere stoffen)

Slide 9 - Tekstslide

Alkalimetalen 
  • Natrium is een alkalimetaal;
  • Het heeft 1 elektron in de buitenste schil (net als alle alkalimetalen)
  • Hoe kan natrium een volle buitenste schil krijgen?

Slide 10 - Tekstslide

Groep 1: Alkalimetalen reageren heftig met water

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

zeer onedele metalen (alkalimetalen)
Litium
Natrium
Kalium
Rubidium
Cesium
Francium

Slide 13 - Tekstslide

zeer onedele metalen (alkalimetalen)
Demo-practicum Natrium



Francium in water

Slide 14 - Tekstslide

Halogenen en edelgassen 
  • Groep 17 van het periodiek systeem zijn halogenen.
  • Zijn één elektron verwijderd van een volle buitenste schil;
  • Omdat een volle buitenste schil zo stabiel is, willen halogenen dit ook, net als edelgassen.
  • Groep 18 zijn edelgassen en reageren vrijwel niet met andere stoffen, hun schillen zijn vol!

Slide 15 - Tekstslide

Een indeling van stoffen (verbindingen)
  • Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit niet-metaal atomen.
  • Metalen zijn opgebouwd uit metaal atomen. (geen verbinding, dus elementen)
  • Zouten zijn opgebouwd uit een metaal en niet-metaal atoom.

Slide 16 - Tekstslide

Dichtheid
Dichtheid:
Dichtheid = Het aantal gram van 1 cm³ van een stof

                 

Slide 17 - Tekstslide

Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3

Slide 18 - Tekstslide

Massa
  • Je meet de massa in gram (g) of in kilogram (kg)
  • 1 kg = 1000 g

  • Met een weegschaal kun je de massa bepalen. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Berekenen volume rechthoekige voorwerpen

  • Volume = lengte x breedte x hoogte
  • V = l ∙ b ∙ h

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan berekenen volume rechthoekige voorwerpen

  • 1) Meet de lengte van de verschillende zijden
  • 2) Gebruik de formule: V= l ∙ b ∙ h
  • 3) Afmetingen in cm ingevuld? --> volume in cm                              Afmetingen in m ingevuld? --> volume in m3

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 24 - Tekstslide

volume van andere voorwerpen
  • Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode.
  • 1 mL = 1 cm3


Slide 25 - Tekstslide

Volume
  • Je meet de volume in liter (L) of in milliliter (mL)
  • 1 L = 1000 mL

  • 1 L = 1 dm3
  • 1 mL = 1 cm3


Slide 26 - Tekstslide

Stappenplan onderdompelmethode
  1. Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
  2. Lees de stand van het water af: beginstand.
  3. Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken: helemaal onder water.
  4. Lees opnieuw de stand van het water af: eindstand.
  5. Reken uit: eindstand – beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.
  6.  Volume = volume eindstand – volume beginstand                                                                V = Ve – Vb

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Massa = Volume * Dichtheid
Dichtheid = Massa / Volume
Volume = Massa / Dichtheid

Slide 31 - Tekstslide

Drijven, Zinken en Zweven
Drijven: dichtheid is kleiner dan dichtheid van water 

Zinken: dichtheid is groter dan dichtheid van water 

Zweven: dichtheid is gelijk aan dichtheid van water 

Slide 32 - Tekstslide

Drijven, zinken en zweven
Dichtheid van water is 1 g/cm3


Dichtheid van blokje groter 1 g/cm3 --> Zinken
Dichtheid van blokje kleiner 1 g/cm3 --> Drijven
Dichtheid van blokje gelijk 1 g/cm3 --> Zweven

Slide 33 - Tekstslide

Drijven, zinken of zweven?
Stoffen stapelen:
Lagere dichtheden drijven op hogere
dichtheden.

Wanneer zweeft iets dan in een
vloeistof/gas?

Slide 34 - Tekstslide

Drijven, Zinken en Zweven

Slide 35 - Tekstslide

oefenen
Maak de opdrachten over dichtheid op pag. 23 

Slide 36 - Tekstslide