Oefentoets H7, H8 & H9

Oefentoets H7, H8 & H9
Wat je weet jij nog van de hoofdstukken?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H7, H8 & H9
Wat je weet jij nog van de hoofdstukken?

Slide 1 - Tekstslide

Welk bloedbestanddelen zorgen voor een korstje op de wond?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 2 - Quizvraag

nierader
leverslagader
halsader
leverader
halsslagader
nierslagader

Slide 3 - Sleepvraag


Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 4 - Quizvraag

Rood afgebeeld bloed is zuurstofarm bloed
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Als bloed de GROTE bloeds-omloop IN stroomt, dan...
A
is het zuurstof-arm
B
heeft het een blauwe kleur
C
heeft het een rode kleur
D
is het zuurstof-rijk

Slide 6 - Quizvraag

Welke stof kan zo zonder vertering in het bloed worden opgenomen?
A
Mineralen
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Koolhydraten

Slide 7 - Quizvraag

Slagader
Ader
Haarvat

Slide 8 - Sleepvraag

aorta
onderste holle ader
longslagader
bovenste holle ader

Slide 9 - Sleepvraag

Poortader
Leverader
Leverslagader

Slide 10 - Sleepvraag

Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader

Slide 11 - Sleepvraag

de nierslagader is een slagader, loopt deze naar je nieren toe of van je nieren af?
A
naar je nieren toe
B
van je nieren af

Slide 12 - Quizvraag

Wat is lymfe?
A
Opgenomen weefselvloeistof
B
Opgenomen bloedplasma door het weefsel

Slide 13 - Quizvraag

Al je cellen in het lichaam geven koolstofdioxide af bij het afbreken van stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Het verteren van voedsel begint in de mondholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

speekselklieren
mondholte
Slokdarm
lever
galblaas
Maag
12-vingerige darm
dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Alvleesklier

Slide 16 - Sleepvraag


Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven?
A
Buik-ademhaling
B
Borst-ademhaling
C
Buik en borst-ademhaling
D
Middenrif-ademhaling

Slide 17 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast zie je een etiket van een voedingsmiddel. 
Welke energierijke stoffen zitten er in dit product? 
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 18 - Quizvraag


Kinderen willen vaak zoete voedingsmiddelen eten en vergeten daarna nog wel eens hun tanden te poetsen. 
Wat gebeurt er als eerst in hun mond als ze dit doen? 
A
Er ontstaan cariës.
B
Zachte tandbeen lost op.
C
Het tandglazuur verdwijnt.
D
Het cholesterolgehalte neemt toe.

Slide 19 - Quizvraag


Wanneer je een handstand maakt en iets eet gaat je voedsel toch richting je maag. 
Welke beweging zorgt ervoor dat het voedsel naar je maag wordt vervoerd? 
A
Kneed-beweging
B
Slik-beweging
C
Peristaltische -beweging
D
Verterings-beweging

Slide 20 - Quizvraag


Welk van de onderstaande sappen is geen vertering sap? 
A
speeksel
B
gal
C
alvleeskliersap
D
darmsap

Slide 21 - Quizvraag

De stoffen die ziekteverwerkers aanvallen heten:
A
Antistoffen
B
Antigenen

Slide 22 - Quizvraag

Antistof en Antigen. Wat is waar?
A
Antigenen zitten aan de buitenkant van cellen
B
Een antistof past op meerdere antigenen.
C
Antigenen zitten aan de binnenkant van cellen
D
Antigenen zijn altijd lichaamsvreem

Slide 23 - Quizvraag

Antigenen of antistoffen?
...... zijn specifiek gericht op één bepaalde ziekteverwekker.
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt er ingespoten als iemand wordt gevaccineerd?
10
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Antistoffen en antigenen
D
Antibiotica

Slide 25 - Quizvraag

Je ziet hier Fagocytose. Op welke andere manier worden ziekteverwekkers gedood?
A
Witte bloedcellen maken antigenen
B
Witte bloedcellen maken antistoffen
C
Antigenen maken Antigenen
D
Antigenen maken antistoffen

Slide 26 - Quizvraag

Weet je toevallig je eigen bloedgroep?
A
Bloedgroep A of B
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep 0
D
Geen idee

Slide 27 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 28 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 29 - Quizvraag

Aan wie mag bloedgroep A geven?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 30 - Quizvraag