In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Thema 11
Transport
5 havo
Slide 1 - Tekstslide
Houtvaten zijn voor
A
anorganische transport
B
organische transport
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 2 - Quizvraag
Actief vs. passief transport
Passief transport: Van hoge naar lage concentratie, daardoor geen energie nodig. Afhankelijk van stof kan het door het celmembraan diffunderen zonder of met transport-
eiwit.
Actief transport: van lage
naar hoge concentratie,
daardoor kost het energie
in de vorm van ATP. Een
transporteiwit is nodig.
Slide 3 - Tekstslide
Transport in planten
Tussen wortels en bladeren vindt transport door vaten plaats.
Er zijn twee typen vaten: houtvaten en bastvaten, die bij elkaar in een vaatbundel liggen.
Houtvaten: voor anorganische transport, dus water en mineralen uit bodem (transport omhoog)
Bastvaten: voor organische transport, dus producten uit fotosynthese naar andere delen vervoeren (transport meer kanten op: beneden, opzij)
Slide 4 - Tekstslide
Wat is geen oorzaak van de transport van water van de wortels naar de bladeren?
A
Capillaire werking
B
Cohesie en adhesie
C
Verdamping
D
Opslag van zetmeel in de wortels
Slide 5 - Quizvraag
Voor welk proces in de wortels worden koolhydraten als energiebron gebruikt
A
voor het transport van koolstofdioxide
B
voor het transport van mineralen
C
voor het transport van zuurstof
D
voor het transport van water
Slide 6 - Quizvraag
Bloedsomloop
Bij eencellige organismen en dieren geen bloedsomloop maar transport van stoffen dmv diffusie.
Bij grotere afstanden in grotere dieren is transport door alleen diffusie niet toereikend.
Dus een speciaal transportmechanisme nodig; de bloedsomloop.
Slide 7 - Tekstslide
Transport
Open vs. gesloten bloedsomloop:
Een een open bloedsomloop verlaat het bloed (ook rode bloedcellen) het bloedvat om elders weer in het bloedvat gezogen te worden.
Enkele vs. dubbele bloedsomloop
Bij een enkelvoudige bloedsomloop komt het bloed één keer per ronde door het hart (één hartkamer). Bij een dubbele bloedsomloop komt het twee keer door het hart (twee harthelften).
Slide 8 - Tekstslide
De bloedsomloop zorgt voor het transport van ....... (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Zuurstof, koolstofdioxide en warmte
B
Zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen
C
Zuurstof, koolstofdioxide en hormonen
D
Zuurstof en witte bloedcellen
Slide 9 - Quizvraag
Functies bloed
- afleveren stoffen:
> zuurstof, voedingsstoffen
- afvoeren stoffen:
> CO2, melkzuur
- warmte verdelen
- ziektes bestrijden (antistoffen)
Via bloed ook communicatie (hormonen) en ander transport.
Slide 10 - Tekstslide
Je hebt bloedarmoede. In welk onderdeel van het bloed zit het probleem?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 11 - Quizvraag
Bloedstolling
Bloed zorgt voor snel transport.
Bij verwondingen kan je bloed verliezen.
1e reactie: samentrekken spieren!
2e reactie: bloedstolling
Is bloedverlies erg?
Bloedingen snel stoppen?
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de kleine bloedsomloop?
A
hart - alle organen - hart
B
hart - hersenen- hart
C
hart - longen - hart
D
hart - longen en hersenen - hart
Slide 13 - Quizvraag
Als je met een stethoscoop naar je hart luistert hoor je bij elke hartslag twee harttonen. Wat veroorzaakt deze harttonen?
A
De eerste door het dichtslaan van de hartkleppen en de tweede door het dichtslaan van de slagaderkleppen
B
De eerste door het dichtslaan van de slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de hartkleppen
C
De eerste door het dichtslaan van de linker hart- en slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de rechter hart- slagaderkleppen
D
De eerste door het dichtslaan van de rechter hart- en slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de linker hart- slagaderkleppen
Slide 14 - Quizvraag
Het hart (binas 84C en D)
Een hartslag:
1. boezemsystole (samentrekken)
- hartkleppen open
- slagaderkleppen dicht
2. kamersystole
- hartkleppen dicht
- slagaderkleppen open
3. hartpauze
- hartkleppen open
- slagaderkleppen dicht
Slide 15 - Tekstslide
Beschrijf de kortste weg die een rode bloedcel aflegt van de dunne darm naar de hersenen
Je ziet hier longblaasjes met bloedvaten. Welk soort bloedvaten zijn dit?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten
Slide 18 - Quizvraag
Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen
Slide 19 - Quizvraag
Een bloedvat voert bloed van de aorta naar de lever. Tot welktype bloedvaten behoort dit bloedvat?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
3 soorten bloedvaten
Slide 22 - Tekstslide
De bloeddruk is het laagste in
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders
Slide 23 - Quizvraag
De bloeddruk wordt niet verhoogd door:
A
aderverkalking
B
inspanning
C
EPO doping
D
een bypass
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de systolische bloeddruk?
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase
Slide 25 - Quizvraag
Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
Het bloed 'drukt' tegen de wanden van de bloedvaten. Dit noem je bloeddruk.
De bloeddruk is niet overal in je lichaam hetzelfde.
Sommige mensen kunnen last hebben van een hoge bloeddruk door bijv. vernauwing in de slagaders. Dit verhoogd de kans op beschadigingen van de slagaders.
Ook een lage bloeddruk komt voor. Klachten hierbij zijn duizeligheid en mogelijk flauwvallen.
Slide 26 - Tekstslide
Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen
Slide 28 - Quizvraag
In het bloed dat uit de dunne darm stroomt, bevinden zich na de maaltijd veel stoffen. Zo ook in de lymfe. Wat zit er vooral in het bloed? En wat vooral in de lymfe?
A
Bloed: aminozuren en vetzuren
Lymfe: Glucose
B
Bloed: aminozuren en glucose
Lymfe: vetten
C
Bloed: glucose en vetzuren
Lymfe: aminozuren
D
Bloed: vetten en eiwitten
Lymfe: glucose
Slide 29 - Quizvraag
Lymfestelsel vervoert de lymfe
Lymfeknopen zuiveren lymfe
Borstbuis/lymfestam brengen lymfe terug naar holle ader
Lymfestelsel
Slide 30 - Tekstslide
Lymfe en weefselvloeistof
Binas 84G
Lymfe ontstaat door uittreden van bloedplasma in weefsels
--> door bloeddruk!
--> minder vocht --> bloeddruk wordt lager.
Osmotische waarde blijft door plasma-eiwitten gelijk
--> osmotische waarde trekt vocht terug het bloedvat in als de bloeddruk is gedaald.
Slide 31 - Tekstslide
Lymfe
Een deel van het weefselvloeistof wordt heropgenomen in het bloed
De rest gaat naar lymfevaten
Deze vervoeren lymfe uiteindelijk naar de onderste holle ader
Slide 32 - Tekstslide
Bloedplasma
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Slide 33 - Sleepvraag
Afbraak rode bloedcellen
Slide 34 - Tekstslide
Ontstaan bloedcellen
Er zijn 3 soorten 'bloedcellen':
- rode bloedcellen
- witte bloedcellen
- bloedplaatjes (geen cellen!)
Het hormoon EPO uit de nieren stimuleert het rode beenmerg tot productie rode bloedcellen.