herhaling transport havo 5

Thema transport
5 havo
Thema 4

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema transport
5 havo
Thema 4

Slide 1 - Tekstslide

Houtvaten zijn voor
A
anorganische transport
B
organische transport
C
beiden
D
geen van beiden

Slide 2 - Quizvraag

Actief vs. passief transport
Passief transport: Van hoge naar lage concentratie, daardoor geen energie nodig. Afhankelijk van stof kan het door het celmembraan diffunderen zonder of met transport-
eiwit.
Actief transport: van lage
naar hoge concentratie,
daardoor kost het energie
in de vorm van ATP. Een 
transporteiwit is nodig.

Slide 3 - Tekstslide

Transport in planten

Tussen wortels en bladeren vindt transport door vaten plaats.

Er zijn twee typen vaten: houtvaten en bastvaten, die bij elkaar in een vaatbundel liggen.

  • Houtvaten: voor anorganische transport, dus water en mineralen uit bodem (transport omhoog)
  • Bastvaten: voor organische transport, dus producten uit fotosynthese naar andere delen vervoeren (transport meer kanten op: beneden, opzij)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak van de transport van water van de wortels naar de bladeren?
A
Capillaire werking
B
Cohesie en adhesie
C
Verdamping
D
Opslag van zetmeel in de wortels

Slide 5 - Quizvraag

Voor welk proces in de wortels worden koolhydraten als energiebron gebruikt
A
voor het transport van koolstofdioxide
B
voor het transport van mineralen
C
voor het transport van zuurstof
D
voor het transport van water

Slide 6 - Quizvraag

Bloedsomloop
Bij eencellige organismen en dieren geen bloedsomloop maar transport van stoffen dmv diffusie.
Bij grotere afstanden in grotere dieren is transport door alleen diffusie niet toereikend. 
Dus een speciaal transportmechanisme nodig; de bloedsomloop.

Slide 7 - Tekstslide

Transport
Open vs. gesloten bloedsomloop:
Een een open bloedsomloop verlaat het bloed (ook rode bloedcellen) het bloedvat om elders weer in het bloedvat gezogen te worden.

Enkele vs. dubbele bloedsomloop
Bij een enkelvoudige bloedsomloop komt het bloed één keer per ronde door het hart (één hartkamer). Bij een dubbele bloedsomloop komt het twee keer door het hart (twee harthelften).

Slide 8 - Tekstslide

De bloedsomloop zorgt voor het transport van ....... (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Zuurstof, koolstofdioxide en warmte
B
Zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen
C
Zuurstof, koolstofdioxide en hormonen
D
Zuurstof en witte bloedcellen

Slide 9 - Quizvraag

Functies bloed
- afleveren stoffen:
   > zuurstof, voedingsstoffen
- afvoeren stoffen:
   > CO2, melkzuur
- warmte verdelen
- ziektes bestrijden (antistoffen)

Via bloed ook communicatie (hormonen) en ander transport.

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt bloedarmoede. In welk onderdeel van het bloed zit het probleem?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 11 - Quizvraag

Bloedstolling
Bloed zorgt voor snel transport.
Bij verwondingen kan je bloed verliezen.
1e reactie: samentrekken spieren!
2e reactie: bloedstolling

Is bloedverlies erg?
Bloedingen snel stoppen?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de kleine bloedsomloop?
A
hart - alle organen - hart
B
hart - hersenen- hart
C
hart - longen - hart
D
hart - longen en hersenen - hart

Slide 13 - Quizvraag

Als je met een stethoscoop naar je hart luistert hoor je bij elke hartslag twee harttonen. Wat veroorzaakt deze harttonen?
A
De eerste door het dichtslaan van de hartkleppen en de tweede door het dichtslaan van de slagaderkleppen
B
De eerste door het dichtslaan van de slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de hartkleppen
C
De eerste door het dichtslaan van de linker hart- en slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de rechter hart- slagaderkleppen
D
De eerste door het dichtslaan van de rechter hart- en slagaderkleppen en de tweede door het dichtslaan van de linker hart- slagaderkleppen

Slide 14 - Quizvraag

Het hart (binas 84C en D)
Een hartslag: 
1. boezemsystole (samentrekken)
- hartkleppen open
- slagaderkleppen dicht 
2. kamersystole
- hartkleppen dicht
- slagaderkleppen open
3. hartpauze (diastole alle delen van het hart)
- hartkleppen open
- slagaderkleppen dicht

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijf de kortste weg die een rode bloedcel aflegt van de dunne darm naar de hersenen

Slide 16 - Open vraag

Bloedsomloop (binas 84A)
  1. Van darm naar hersenen:
  2. (darmhaarvaten)-poortader- leverhaarvaten-leverader-onderste holle ader-rechterboezem-rechter kamer- longslagader-longhaarvaten-longader-linker boezem-linkerkamer-aorta-halsslagader-hersenhaarvaten.

Slide 17 - Tekstslide

Je ziet hier longblaasjes met bloedvaten. Welk soort bloedvaten zijn dit?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 18 - Quizvraag

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen

Slide 19 - Quizvraag

Een bloedvat voert bloed van de aorta naar de lever. Tot welktype bloedvaten behoort dit bloedvat?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

3 soorten bloedvaten

Slide 22 - Tekstslide

De bloeddruk is het laagste in
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 23 - Quizvraag

De bloeddruk wordt niet verhoogd door:
A
aderverkalking
B
inspanning
C
EPO doping
D
een bypass

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de systolische bloeddruk?
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 25 - Quizvraag

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen de wanden van de bloedvaten. Dit noem je bloeddruk.
  • De bloeddruk is niet overal in je lichaam hetzelfde.
  • Sommige mensen kunnen last hebben van een hoge bloeddruk door bijv. vernauwing in de slagaders. Dit verhoogd de kans op beschadigingen van de slagaders.
  • Ook een lage bloeddruk komt voor. Klachten hierbij zijn duizeligheid en mogelijk flauwvallen.

Slide 26 - Tekstslide

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 28 - Quizvraag

In het bloed dat uit de dunne darm stroomt, bevinden zich na de maaltijd veel stoffen. Zo ook in de lymfe. Wat zit er vooral in het bloed? En wat vooral in de lymfe?
A
Bloed: aminozuren en vetzuren Lymfe: Glucose
B
Bloed: aminozuren en glucose Lymfe: vetten
C
Bloed: glucose en vetzuren Lymfe: aminozuren
D
Bloed: vetten en eiwitten Lymfe: glucose

Slide 29 - Quizvraag

  • Lymfestelsel vervoert de lymfe
  • Lymfeknopen zuiveren lymfe
  • Borstbuis/lymfestam brengen lymfe terug naar holle ader
Lymfestelsel

Slide 30 - Tekstslide

Lymfe en weefselvloeistof
Binas 84G
Lymfe ontstaat door uittreden van bloedplasma in weefsels
--> door bloeddruk!
--> minder vocht --> bloeddruk wordt lager.

Osmotische waarde blijft door plasma-eiwitten gelijk
--> osmotische waarde trekt vocht terug het bloedvat in als de bloeddruk is gedaald.

Slide 31 - Tekstslide

Lymfe
  • Een deel van het weefselvloeistof wordt heropgenomen in het bloed
  • De rest gaat naar lymfevaten
  • Deze vervoeren lymfe uiteindelijk naar de onderste holle ader

Slide 32 - Tekstslide

Bloedplasma
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen

Slide 33 - Sleepvraag

Afbraak rode bloedcellen

Slide 34 - Tekstslide

Ontstaan bloedcellen
Er zijn 3 soorten 'bloedcellen':
- rode bloedcellen
- witte bloedcellen
- bloedplaatjes (geen cellen!)

Het hormoon EPO uit de nieren stimuleert het rode beenmerg tot productie rode bloedcellen.
Binas 84I

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstudie
Gebruik je boek om de verschillende onderwerpen te leren, MAAK een samenvatting. Een samenvatting lezen doet niks, dan kan je veel beter het boek snel doorlezen.

Maak samenvattingen en/of aantekeningen van basisstoffen 1, 3, 4, 5 van Thema 11: Transport

Slide 36 - Tekstslide