de voorwaarden voor de neodarwinistische evolutietheorie noemen
uitleggen hoe evolutie leidt tot adaptatie
uitleggen hoe evolutie leidt tot nieuwe soorten
het verschil tussen allopatrische en sympatrische soortvorming uitleggen
het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige selectie uitleggen
Slide 3 - Tekstslide
Evolutie
Het veranderen van soorten, tot zelfs het ontstaan van nieuwe soorten (of verdwijnen van soorten) heet evolutie.
Evolutie gaat langzaam.
Evolutie is niet gestuurd, je weet vooraf niet welke kant het op gaat,
mutaties ontstaan bij toeval.
Evolutie is nooit klaar.
Slide 4 - Tekstslide
Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:
Genetische variatie (door mutaties)
niet iedereen is genetisch gelijk
Selectiedruk
De overlevingskans (en kans op kinderen) is voor niet iedereen gelijk
Slide 5 - Tekstslide
Genetische variatie
Ontstaat door:
* mutaties (nieuwe allelen)
* recombinatie (het husselen van allelencombinaties door crossing over/seksuele voortplanting)
Slide 6 - Tekstslide
Recombinatie
Geslachtelijke voortplanting vergroot de genetische variatie binnen een populatie omdat kinderen een toevallige combinatie van de chromosomen (en dus allelen) van hun ouders krijgen.
Dit proces heet recombinatie.
Crossing-over vergroot de variatie.
De beschikbare genen binnen een populatie heet de genenpool.
Slide 7 - Tekstslide
Mutaties
Wijzigingen in DNA leiden vaak tot wijzigingen in het gecodeerde eiwit en dit leidt vaak weer tot wijzigingen in eigenschappen.
Slide 8 - Tekstslide
Selectiedruk
Er is altijd concurrentie tussen individuen (eten, partner, ruimte).
De gunstige genen (hoge fitness) hebben een grotere kans om in de nieuwe generatie terecht te komen dan ongunstige genen (lage fitness).
Slide 9 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Selectiedruk "struggle for live or existence"
+
Genetische variatie "survival of the fittest"
=
Natuurlijke selectie
Slide 10 - Tekstslide
Soorten veranderen
Het veranderen van de eigenschappen van een soort door de
natuurlijke selectie heet adaptatie.
Dit gaat vaak heel geleidelijk. Hierdoor kunnen soorten zich aanpassen aan veranderende omstandigheden.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld: paardenbloemen
In het veld: lichte zaden
In de stad: zwaardere zaden
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeld: paardenbloemen
In het veld: lichte zaden, waaien ver weg.
Voordeel: Grote verspreiding van de
soort.
In de stad: zwaardere zaden, waaien niet ver weg.
Voordeel: Zaden komen vaker op een geschikt stuk grond terecht.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld: merels
In het veld: zang lagere toonhoogte
In de stad: hogere toonhoogte
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld: merels
In het veld: zang lagere toonhoogte,
geluid komt verder
In de stad: hogere toonhoogte,
moeten boven het verkeer uit-
komen
Slide 15 - Tekstslide
Co-evolutie
Prooi en roofdier evolueren vaak samen.
Evolutiestappen bij de prooi leiden weer tot evolutiestappen bij de predator omdat de selectiedruk wijzigt.
Slide 16 - Tekstslide
Co-evolutie
Ook soorten die
afhankelijk zijn
van elkaar
evolueren vaak
samen.
Slide 17 - Tekstslide
Nieuwe soorten ontstaan
Als twee populaties van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie) kunnen deze populaties genetisch zo veel van elkaar gaan verschillen (door natuurlijke selectie) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen -> er zijn twee soorten ontstaan.
Slide 18 - Tekstslide
Allopatrische soortvorming
Reproductieve
isolatie door een
fysieke barriere
Slide 19 - Tekstslide
Sympatrische soortvorming
Reproductieve isolatie door tijd (dag/ nacht of seizoen)
Slide 20 - Tekstslide
Sympatrische soortvorming
Reproductie isolatie door gedrag (balts)
Slide 21 - Tekstslide
Sympatrische soortvorming
Door uiterlijk - seksuele selectie
Slide 22 - Tekstslide
Seksuele selectie
Ook als deze eigenschappen de overlevingskans
niet positief beïnvloeden.
Ken je nog meer voorbeelden?
Slide 23 - Tekstslide
Natuurlijke selectie?
Slide 24 - Tekstslide
Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken
van planten en het fokken van
dieren bewust bepaalde
eigenschappen uit.
Dit proces heet
kunstmatige selectie.
Slide 25 - Tekstslide
Lesdoel 7.2 Je kunt
de voorwaarden voor de neodarwinistische evolutietheorie noemen
uitleggen evolutie hoe leidt tot adaptatie
uitleggen evolutie hoe leidt tot nieuwe soorten
het verschil uitleggen tussen allopatrische en sympatrische soortvorming
het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige selectie uitleggen