3h 26/1 zke

Bienvenue au cours de français!

3h5
le 26 janvier 2021

Au programme:
- opfrissen werkwoorden
- uitleg bron I: vragen stellen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue au cours de français!

3h5
le 26 janvier 2021

Au programme:
- opfrissen werkwoorden
- uitleg bron I: vragen stellen

Slide 1 - Tekstslide

- over de toets...
- huiswerk ex. 26, 34, 35
- - complimenten aan Lotte en Marlotte
- nog 2 d-toetsen

Slide 2 - Tekstslide

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, want...

(boek telt niet)

Slide 3 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaitre" in de present?
A
Ils connaissaient
B
Ils connaissent
C
Ils connaitre
D
Ils ont connu

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaitre" in de futur simple
A
Elles ont connu
B
Elles connaissaient
C
Elles sont connu
D
Elles connaitront

Slide 5 - Quizvraag

vervoeg: il ... (être, présent)

Slide 6 - Open vraag

vervoeg: tu ... (avoir, futur simple)

Slide 7 - Open vraag

vervoeg: vous ... (faire, futur simple)

Slide 8 - Open vraag

Bron I: Poser une question
- filmpje op youtube, was huiswerk

Slide 9 - Tekstslide

Ik heb de uitlegvideo op youtube gezien
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Bron I: Poser une question
- Welke 3 manieren zonder vraagwoord ken je?
- Welke manieren met vraagwoord ken je?

- Eerst uitleg van het vraagwoord quel, daarna volgt de basis
- Iedereen doet mee met het vraagwoord quel, daarna keuze

Slide 12 - Tekstslide

Het vraagwoord quel
        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?
Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?
Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Slide 13 - Tekstslide

Het vraagwoord quel
 quel        ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel
vrl    ev    ->     quelle
mnl mv  ->     quels
vrl    mv  ->     quelles  

Slide 14 - Tekstslide

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 15 - Quizvraag

............. sont les meilleures notes de classe?
A
quelles
B
quel
C
quels
D
quelle

Slide 16 - Quizvraag

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 17 - Quizvraag

Test van de basis:
Maak de zin vragend met est- ce que
''Il a visité ses parents.''

Slide 18 - Open vraag

Bron I: keuze
- of aan het werk

- of meedoen met de 'basis'-uitleg

Slide 19 - Tekstslide

Poser une question
Elle joue au foot.
Elle joue au foot?
Joue-t-elle au foot?
Est-ce qu' elle joue au foot?

Slide 20 - Tekstslide

Welke vraag is een inversie/omkering
A
Vous parlez francais?
B
Parlez-vous francais?
C
Parlez vous francais?
D
Est-ce que vous parlez francais?

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin is GEEN correcte vraagzin?
A
Fais-tu du foot?
B
Tu est-ce que fais du foot?
C
Tu fais du foot?
D
Est-ce que tu fais du foot?

Slide 22 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Poser une question
Tu fais du sport. (quand)-> vraagwoord
  1. Tu fais du sport quand?
  2. Quand fais-tu du sport?
  3. Quand est-ce que tu fais du sport?

Slide 24 - Tekstslide

qui
quand

Slide 25 - Sleepvraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord:
Tu fais du sport quand?
A
fais
B
du
C
sport
D
quand

Slide 26 - Quizvraag

Welk vraagwoord is correct?
……… va à la fête de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 27 - Quizvraag

Au travail!
- Fais ex. 31 (helemaal), 32 (helemaal) online
- Maak het vorige huiswerk online
- Maak als je dat nog niet had ook alle opdrachten van bron C
- Oefen met Slim Stampen: voca H en phrase-clés J op minstens 60% goede score

Dit is huiswerk

Slide 28 - Tekstslide