Les 02 - Leven in de middeleeuwen

Het leven in de middeleeuwen
500 - 1500 na Christus
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het leven in de middeleeuwen
500 - 1500 na Christus

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe de middeleeuwse samenleving was ingericht.

Slide 2 - Tekstslide

De val van het Romeinse Rijk
Halverwege de vijfde eeuw na Christus raakte het ooit zo machtige Romeinse Rijk in verval. 

Er ontstonden Germaanse Koninkrijken, die nogal eens in omvang konden verschillen. 

Als snel werd het Frankische Rijk, dat geleid werd door Karel de Grote (768-814) een dominante partij. Binnen dit Rijk werd overgegaan op een schriftcultuur en werd Latijn de officiële taal.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan als het over de middeleeuwen gaat?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Samenleven in het Frankische Rijk
Binnen het Frankische Rijk waren drie standen: 
De geestelijkheid 
De adel
De derde stand
(eerst boeren, later burgerij) 

Ook wel aangeduid als bidders, strijders en werkers

Slide 6 - Tekstslide

De geestelijkheid
- Bezat veel grond. 
- Hief belasting, maar hoefde het niet te betalen.  
- Hoefde niet in krijgsdienst.
- Hielp de koning met het besturen van het land, omdat ze konden lezen en schrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

De adel
- Hoefde niet te werken. 
- Betaalde geen belasting. 
- Had veel luxe en aanzien. 
- Was verantwoordelijk voor  rechtspraak, bestuur en  oorlogsvoering. 

Slide 8 - Tekstslide

De derde stand
De derde stand is in twee groepen onder te verdelen: 
Vrije boeren: hadden eigen land en pachtten een deel van de leenheer. Daarnaast hadden ze dienstplicht. 

Horigen: hadden geen dienstplicht, maar ook geen eigen land. Waren eigendom van en werden beschermd door hun leenheer. Dat gold ook voor hun kinderen. 

Slide 9 - Tekstslide

Het feodale stelsel (ook wel leenstelsel) 
Karel de Grote had het Frankische Rijk van God te leen gekregen. Dat maakte God de leenheer en Karel tot leenman. 

Het Rijk was te groot om er volledige controle over te houden, daardoor stelde hij leenmannen of vazallen aan, die in ruil voor eeuwige trouw en bescherming het bestuur over de gebieden voerde.

Ook de leenmannen (vazallen) verdeelden het gebied onder hun leenmannen, wat hen tot leenheren maakte. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Waarom verdeelde Karel de Grote zijn Rijk over verschillende leenmannen?

Slide 12 - Open vraag

Hoe denk je dat Karel, ondanks de grootte van zijn Rijk toch de eenheid bewaarde?

Slide 13 - Open vraag

Ideeëngeschiedenis 1 
Omdat de staat niet centraal geregeerd werd, ging Karel op zoek naar samenhang. Deze vond hij in het Christendom. 

Onderworpen gebieden moesten zich tot het Christendom bekeren. 

Om dit makkelijker te maken, kregen elementen uit de Germaanse cultuur een plaatsje in het Christendom. 


Slide 14 - Tekstslide

Ideeëngeschiedenis 2
Het aardse leven stond in teken van het Goddelijke (theocentrische samenleving) 

De Nederlanden waren in die tijd onbetekenend. De macht lag in Brabant en Vlaanderen. 

Memento Mori: Mens, gedenk te sterven (hou in het aardse leven rekening met het hiernamaals) 

Slide 15 - Tekstslide

Afbrokkelen 
feodale stelsel
- Vanaf het eind van de elfde eeuw brokkelen de feodale verhoudingen steeds verder af. 
- De samenleving verstedelijkt. 
- Het openbaar bestuur professionaliseert en er  komen opleidingen voor ambtenaren.
- Naast kerkelijke scholen is er nu ook plaats voor stadsscholen. 

Slide 16 - Tekstslide