Les 02 - Leven in de middeleeuwen

Het leven in de middeleeuwen
500 - 1500 na Christus
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het leven in de middeleeuwen
500 - 1500 na Christus

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe de middeleeuwse samenleving was ingericht.

Slide 2 - Tekstslide

De val van het Romeinse Rijk
Halverwege de vijfde eeuw na Christus raakte het ooit zo machtige Romeinse Rijk in verval. 

Er ontstonden Germaanse Koninkrijken, die nogal eens in omvang konden verschillen. 

Als snel werd het Frankische Rijk, dat geleid werd door Karel de Grote (768-814) een dominante partij. Binnen dit Rijk werd overgegaan op een schriftcultuur en werd Latijn de officiële taal.

Slide 3 - Tekstslide

Samenleven in het Frankische Rijk
Binnen het Frankische Rijk waren drie standen: 
De geestelijkheid 
De adel
De derde stand
(eerst boeren, later burgerij) 

Ook wel aangeduid als bidders, strijders en werkers

Slide 4 - Tekstslide

De geestelijkheid
- Bezat veel grond. 
- Hief belasting, maar hoefde het niet te betalen.  
- Hoefde niet in krijgsdienst.
- Hielp de koning met het besturen van het land, omdat ze konden lezen en schrijven. 

Slide 5 - Tekstslide

De adel
- Hoefde niet te werken. 
- Betaalde geen belasting. 
- Had veel luxe en aanzien. 
- Was verantwoordelijk voor  rechtspraak, bestuur en  oorlogsvoering. 

Slide 6 - Tekstslide

De derde stand
De derde stand is in twee groepen onder te verdelen: 
Vrije boeren: hadden eigen land en pachtten een deel van de leenheer. Daarnaast hadden ze dienstplicht. 

Horigen: hadden geen dienstplicht, maar ook geen eigen land. Waren eigendom van en werden beschermd door hun leenheer. Dat gold ook voor hun kinderen. 

Slide 7 - Tekstslide

Het feodale stelsel (ook wel leenstelsel) 
Karel de Grote had het Frankische Rijk van God te leen gekregen. Dat maakte God de leenheer en Karel tot leenman. 

Het Rijk was te groot om er volledige controle over te houden, daardoor stelde hij leenmannen of vazallen aan, die in ruil voor eeuwige trouw en bescherming het bestuur over de gebieden voerde.

Ook de leenmannen (vazallen) verdeelden het gebied onder hun leenmannen, wat hen tot leenheren maakte. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Invullen literaire begrippenlijst
Afgelopen donderdag zijn jullie begonnen met het invullen van de literaire begrippenlijst. Zijn hier tot nu toe vragen over? Donderdag moet de gehele lijst ingevuld zijn. 

Slide 10 - Tekstslide

Oorsprong middeleeuwse literatuur
- In het begin van de middeleeuwen vielen scholen onder de Geestelijkheid; de enige vakken waren godsdienst en Latijn. 
- Monniken stelden in een scriptorium verhalen op schrift. 
- Ook in de volkstalen waren er verhalen, maar die werden mondeling overgeleverd.
-Toen er stadsscholen kwamen, werd deze literatuur ook op schrift gesteld. Dit betekende het begin van de West-Europese literatuur. 

Slide 11 - Tekstslide

Europese literatuur in de vroege middeleeuwen
- Aanvankelijk was de middeleeuwse letterkunde om te beluisteren. 
- Troubadours schreven de teksten en componeerden de muziek. 
- Minstrelen presenteerden deze teksten aan het publiek. 
- De teksten waren rijmende poëzie; dat is makkelijk te onthouden. 

Slide 12 - Tekstslide

Literatuur
Omdat de samenleving theocentrisch was, stond alle kunst in het teken van God. De auteur deed er dus niet toe (=gemeenschapskunst). 

In de 12e en 13e eeuw is de literatuur ridderlijk en theocentrisch. 

Vanaf de 13e eeuw is de literatuur steeds didactischer van aard en gericht op de 'weetgierige burgerij'.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk donderdag
Lees tijdens de kwt bladzijde 4 tot en met 7 van de reader literatuurgeschiedenis en maak de opdrachten 1.1 en 1.2. Vul verder de literaire begrippenlijst aan. 

Slide 14 - Tekstslide