1.5 Feit, mening en argument: Drogredenen

1.4 Feit, mening en argument: Drogredenen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.4 Feit, mening en argument: Drogredenen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:
1. Je kunt uitleggen wat drogredenen zijn.

2. Je kunt de 8 meest voorkomende drogredenen herkennen en benoemen.

(toetsstof voor week 43/ 21-27 okt)

Slide 2 - Tekstslide

Redenering
Standpunt + argumenten samen vormen een redenering


Drogredenen = redeneringen of argumenten die juist lijken, maar dat niet zijn

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1. Ik vind Kees geen aardige man, want ik mag hem niet zo.”
  2. Jesse geeft aan dat Lotte erg vriendelijk is, omdat ze heel aardig is.
  3. Ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk, omdat ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt.


Slide 4 - Tekstslide

1.Cirkelredenering
Er wordt eigenlijk helemaal geen argument gegeven, maar het standpunt wordt in andere woorden herhaald. 

In een cirkelredenering wordt dus geen nieuwe informatie gegeven. 

Jesse geeft aan dat Lotte erg vriendelijk is, omdat ze heel aardig is:         er wordt gewoon twee keer hetzelfde gezegd (aardig en vriendelijk is hetzelfde)

Slide 5 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1.  De economie is alleen nog te redden als de Nederlandse staat eigenaar wordt van alle banken. Gordon zei dit gisteren nog op tv!
  2. ‘Messi staat in de reclame van Lays, dus dan zal de chips wel lekker zijn’.
  3. ‘Wij van Wc-Eend raden Wc-Eend aan."


Slide 6 - Tekstslide

2. Onjuist beroep op authoriteit
Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak.

Ook kan een bekend persoon/een organisatie belang hebben bij de zaak.
"Wij van wc-eend adviseren wc-eend"

Slide 7 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1. Jij weet helemaal niks over gezond en gevarieerd eten, je bent zelf veel te zwaar!
  2. Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander’.
  3. Jij weet helemaal niets van een spraakstoornis! Je hebt er zelf nooit een gehad!

Slide 8 - Tekstslide

3. Persoonlijke aanval
De persoon (de ‘tegenstander’) wordt aangevallen en niet zijn of haar argumenten.

‘Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander’.            Dit argument valt iemand aan op zijn mening en is daarom een drogreden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1. U bent natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen.
  2. Advocaat: Iedereen begrijpt natuurlijk dat deze man veroordeeld moet worden.
  3. We gruwen er allemaal van hoe bankiers hun zakken vullen, hoe ze geld verdienen door gewone burgers in armoe te storten, en daarom moet de belasting voor grootverdieners omhoog. 

Slide 10 - Tekstslide

4. Bespelen van het publiek
Er wordt iets beweerd waar je als publiek niet snel tegenin durft te gaan.

U bent natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen.

        Hier zal je niet snel tegenin durven gaan, omdat je dan indirect zegt dat jij niet slim bent. 

Of: er wordt een beroep gedaan op de emoties van het publiek (voorbeeld bankiers)



Slide 11 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1.  ‘Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie’. 
  2. Als je het niet eens bent met de nieuwe veiligheidsmaatregelen op luchthavens ben je dus voor terrorisme.
  3. ‘Of we gaan nu innoveren of we gaan failliet’.

Slide 12 - Tekstslide

5. Vals dilemma
Bij een vals dilemma doet men voorkomen alsof er gekozen kan worden uit twee mogelijkheden, terwijl er veel meer dan die twee zijn.
 ‘Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie’.             Het valse dilemma in deze drogreden is dat er meer opties bestaan dan op vakantie naar Spanje of thuisblijven.

Slide 13 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1. 1. Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.
  2. Je kunt best verrotte vis eten, mijn nicht deed dat ook en die werd er niet ziek van’
  3. Ik ben wereldberoemd. Ik werd namelijk een keer herkend in de supermarkt.

Slide 14 - Tekstslide

6. Overhaaste generalisatie
 De conclusie is te voorbarig.

Er wordt uit een enkel geval of een enkele situatie een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
Ik ben wereldberoemd. Ik werd namelijk een keer herkend in de supermarkt.              Dat je één keer herkend wordt, wil niet zeggen dat je dus beroemd bent.

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1. Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden.
  2. Mevrouw Linke is een goede docent, want haar studenten halen hoge cijfers.
  3. Iedere eerste maandag van de maand begint Joke een paar minuten voor 12 aan haar lunch. Daarna gaat het luchtalarm af. Dus het luchtalarm gaat af, doordat Joke gaat lunchen.

Slide 16 - Tekstslide

7.Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Er wordt gedaan alsof er een verband is tussen de oorzaak en het gevolg van iets, terwijl dit verband niet bestaat of niet bewezen is.

Mevrouw Linke is een goede docent, want haar studenten halen hoge cijfers.             De hoge cijfers kunnen ook ergens anders door komen/ hoge cijfers bepalen niet of iemand een goede docent is.

Slide 17 - Tekstslide

Wat valt je op?
  1.  ‘Ik vind dat we echt niet naar gym hoeven, we bewegen toch al als we naar school fietsen?
  2. Ik vind dat je je dochter gewoon in haar eentje naar IJsland moet laten gaan. Ze mag toch ook alleen naar het centrum fietsen?
  3. Als je vindt dat alcohol vrij verkrijgbaar moet blijven, moet je ook de verkoop van heroïne legaliseren. Ze zijn beide verslavend.

Slide 18 - Tekstslide

8. Verkeerde vergelijking
Er worden twee zaken onterecht met elkaar vergeleken. Dit zijn dus zaken die eigenlijk niet te vergelijken zijn.
  ‘Ik vind dat we echt niet naar gym hoeven, we bewegen toch al als we naar school fietsen?            In deze drogreden worden gym en naar school fietsen met elkaar vergeleken. Dit is niet correct. Fietsen en gymmen zijn beide fysieke activiteit, maar bij gym leer je verschillende sporten kennen, de spelregels van verschillende sporten en leer je bijvoorbeeld ook samenwerken in een team. Dit is bij naar school fietsen niet het geval. Daarom is er sprake van een verkeerde vergelijking en dus is het argument een drogreden.

Slide 19 - Tekstslide

Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 20 - Quizvraag

Ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk, want iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt.
A
de persoonlijke aanval
B
het ontduiken bewijslast
C
de cirkelredenering
D
het vertekenen van het standpunt

Slide 21 - Quizvraag

De wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van aliens.


A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 22 - Quizvraag

Die wiskundetoets was veel te moeilijk, dat zei de docent Nederlands ook.
A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 23 - Quizvraag

Jij weet helemaal niks over gezond en gevarieerd eten, je bent zelf veel te zwaar!
A
de persoonlijke aanval
B
het ontduiken bewijslast
C
de cirkelredenering
D
het vertekenen van het standpunt

Slide 24 - Quizvraag

Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie.
A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 25 - Quizvraag

Het is de afgelopen drie jaar erg warm geweest, dus het klimaat verandert.
A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 26 - Quizvraag


Van welke drogreden
is hier sprake?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
vals dilemma
C
verkeerde vergelijking
D
de cirkelredenering

Slide 27 - Quizvraag


Slide 28 - Open vraag

Als het goed is kun je nu
  1.  Uitleggen wat een drogreden is
  2. Na wat extra oefening de 8 verschillende drogredenen onderscheiden
1. Cirkelredenering
2. Onjuist beroep op authoriteit
3. Persoonlijke aanval
4. Bespelen van het publiek
5. Vals dilemma
6. Overhaaste generalisatie
7. Onjuiste oorzaak-gevolg
8. Verkeerde vergelijking

Slide 29 - Tekstslide