Directe reden en komma's

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Aan het einde van de les

1. Kun je met leestekens een directe reden aangeven;
2. Weet je wanneer je een komma moet gebruiken.

Verhaal Alert

Mo riep: 'Help, ik glij uit.'

Mo riep dat hij uitgleed.

Wat is de directe rede?

1. Een feit uit een tekst.
2. Een mening uit een tekst.
3. Een letterlijke uitspraak van iemand (citaat)
4. Een oproep om iets te doen.

Een zin in de directe rede begint altijd met een

1. dubbele punt
2. aanhalingsteken
3. kleine letter

Wat is hier de directe rede?

1. Geen idee.
2. Laura vraagt aan de scheids waarom ze een punt krijgen.
3. Laura: 'En dan krijgt hij een punt.'
4. Dat je iets direct zegt.

Wat is hier de directe reden?

1. Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
2. Hij zei dat het niet gebeurt.
3. De man zegt van niet.
4. Iedereen zegt dat ze het willen.

Kortom:

In de directe reden schrijf je woord voor woord wat iemand zegt.

Bijvoorbeeld: Piet zegt: 'Ik heb pijn in mijn buik.'

In de indirecte reden geef je iemands woorden niet letterlijk weer. Je gebruikt hier GEEN aanhalingstekens.

Zet deze zinnen in de directe reden:

Meneer Jansen zei dat alle leerlingen te laat waren.

Meneer Jansen zei: 'Alle leerlingen waren te laat.'

Piet vroeg Anna mee uit eten.

Piet vraagt aan Anna: 'Wil je mee uit eten?'

Piet vroeg: 'Anna, wil je mee uit eten?'

Erik zei dat het geen buitenspel was.

De kinderen vroegen om een snoepje.

Zet de volgende zinnen in de indirecte reden.

Mama zei: 'Ruim je kamer op! Het is een zwijnenstal'

De leraar riep: 'Iedereen blijft na!'

De leraar riep dat iedereen moest nablijven. 

De conducteur vroeg: 'Mag ik uw vervoersbewijs zien?'

Leestekens

www.cambiumned.nl