20-1: Feit, mening, argument

Welkom!
Welkom!

Neem blz. 102 voor je en maak de startopdracht.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Welkom!

Neem blz. 102 voor je en maak de startopdracht.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Lesdoel: 
Je kunt onderscheid maken tussen feiten, meningen en argumenten.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een feit, mening en argument?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feit mening en argument

Slide 4 - Open vraag

Theorie 
Feiten: een feit kun je controleren.
Meningen/standpunten: iets wat iemand vindt.
Argument: reden waarom je een bepaalde mening/standpunt hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Feit/mening
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening

Slide 6 - Tekstslide

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 7 - Tekstslide


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 9 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar.
A
argument
B
mening
C
feit

Slide 10 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij bepaalde ideeën heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind dat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Volgens mijn moeder is het gezond om veel fruit te eten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Maken/huiswerk
Blz. 102: Opdracht 1, 2 en 4.

Slide 15 - Tekstslide