H2 brutowinstopslag

Het resultaat 
Hoofdstuk 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Het resultaat 
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Inkoopwaarde is...?
A
bedrag waarvoor je spullen kunt inkopen
B
bedrag waarvoor de consument spullen inkoopt
C
Het aantal producten die een winkelier inkoopt om te kunnen verkopen
D
bedrag dat een winkelier heeft betaald voor de spullen in de winkel

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de inkopen en de inkoopwaarde (v/d omzet)?

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn inkoopkosten?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de brutowinstopslag?

A
het bedrag dat een winkelier bij de verkoopprijs telt om winst te maken
B
wat een winkelier uiteindelijk verdient
C
De winst die een winkelier maakt
D
het aantal producten dat een winkelier verkoopt

Slide 5 - Quizvraag

De kosten voor het verzenden van de verkochten producten valt onder:
A
Variabele kosten
B
Constante kosten

Slide 6 - Quizvraag

Zijn huurkosten variabele kosten of constante kosten? 

Slide 7 - Tekstslide

Zijn afschrijvingskosten van een machine variabele kosten of constante kosten? 

Slide 8 - Tekstslide

De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de inkoopprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,75
C
€ 2,-
D
€ 1,25

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord
Inkoopprijs         €1,25              100 % ---> 0,50/40 *100
Brutowinst         €0,50      =       40% 
_________________________________________+
Verkoopprijs       

Slide 10 - Tekstslide

De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,75
C
€ 2,-
D
€ 1,25

Slide 11 - Quizvraag

Antwoord
Inkoopprijs         €1,25              100 %
Brutowinst         €0,50             40% 
_________________________________________+
Verkoopprijs     €1,75               140%    

Slide 12 - Tekstslide

Je verkoopt handschoenen. Je verkoopt ze voor € 15,- per paar. Er zit een brutowinst marge op van 30% van de inkoopprijs, wat is de inkoopprijs en de bruto winst op een paar handschoenen?

Slide 13 - Open vraag

Je verkoopt jassen. De inkoopprijs van een jas is € 65,- en er zit een brutowinst marge op van 20% op de inkoopprijs. Wat is de brutowinst van de jas? En de verkoopprijs?

Slide 14 - Open vraag