Leerjaar 4 Economie Hst 3 les 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

3.2 Wat kost dat?

We gaan voor winst!

Leerdoelen

• Je leert wat een consumentenprijs is en kunt deze berekenen
• Je leert wat de brutowinstmarge is en kunt deze berekenen
• Je leert wat een kostprijs is en kunt hiermee rekenen 

Een ander woord voor afzet =

1. omzet
2. verkoopprijs
3. aantal verkochte artikelen
4. inkoopwaarde

Lahdo BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de bruto winst?

1. € 20.000
2. € 5.000
3. € 30.00
4. € 10.000

ahdo BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de Netto winst?

1. € 5.000
2. € 20.000
3. € 10.000
4. € 15.000

Wat gaan we doen?

Tweetallen nakijken huiswerk opdracht 1 t/m 10

Klassikaal bespreken 3.2 Wat kost dat

Tweetallen maken 11 t/m 24 (niet af = huiswerk)

Nakijken

Tweetallen nakijken huiswerk m.b.v. nakijkboekjes

3.2  Wat kost dat?

Verkoopprijs kun je op twee manieren berekenen.

1. Door bij de inkoopprijs een bedrag op te tellen. (brutowinstmarge)

2. Door een percentage van de inkoopprijs te nemen en dat bij de inkoopprijs te tellen

(bruto winst gebruik je voor 1. bedrijfskosten 2 Winst

3.2 Wat kost dat?

Verkoopprijs = Inkoopprijs +brutowinstopslag (marge)

voorbeeld; Inkoopprijs van een spijkerbroek is €50. De brutowinstopslag is 60%. Wat is de (netto)verkoopprijs?

€ 50 : 100 x 60 = € 30 (bruto winstmarge)

€ 50 + € 30 = € 80

3.2 Wat kost dat?

• Kostprijs = alle kosten die je maakt voor een product zoals; grondstofkosten, arbeidsloon, energiekosten, vervoerskosten, huurkosten enz.

Aan de slag

Maken opdracht 11 t/m 24 (niet af is huiswerk)