In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
T4 Zouten (paragraaf 5.1) deel 3
Slide 1 - Tekstslide
"Starter for ten"
Pak je schrift en los de volgende vragen op.
Bepaal of ijzercarbonaat goed oplosbaar is, leg je antwoord uit.
Noteer de reactievergelijking van het oplossen van natriumchloride.
Slide 2 - Tekstslide
Starter for Ten vraag 1
Slide 3 - Open vraag
Starter for Ten vraag 2
Slide 4 - Open vraag
Kennenlijst
Herhaling van de kruisregel.
Oplossen van een zout (reactievergelijking)
Indampen van een zoutoplossing (reactievergelijking)
Slide 5 - Tekstslide
Kunnenlijst
Slide 6 - Tekstslide
De kruisregel
Voor het oplossen van een zout moeten we een reactievergelijking kunnen maken. Daarvoor is het belangrijk de goede formule van het zout op te schrijven.
metaal x+ + Nietmetaal y- ==> metaalyNietmetaalx
Slide 7 - Tekstslide
Maak de molecuulformule van (Gebruik BINAS 35) Koperchloride
A
Cu2Cl
B
CuCl2
C
CuCl
D
Cu2Cl2
Slide 8 - Quizvraag
Maak de molecuulformule van (Gebruik BINAS 35) Bariumfosfaat
A
Ba(PO4)
B
Ba2(PO4)3
C
Ba3(PO4)2
D
Ba(PO4)2
Slide 9 - Quizvraag
Maak de molecuulformule van (Gebruik BINAS 35) Tinsulfide
A
SnS
B
Sn2S
C
SnS2
D
Sn2S2
Slide 10 - Quizvraag
Maak de molecuulformule van (Gebruik BINAS 35) IJzer(III)oxide
A
FeO2
B
FeO
C
Fe3O2
D
Fe2O3
Slide 11 - Quizvraag
De reactievergelijking bij het oplossen
De reactievergelijking bestaat uit de beginstoffen, een pijl, de reactieproducten.
(beginstoffen --> reactieproducten).
Begin altijd in het midden met de dikke vette pijl.
Slide 12 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het oplossen
Voor de pijl komt de beginstof. Bij het oplossen van een zout is er maar één beginstof, dit is het zout. Dit is een vaste stof dus komt er (s) achter te staan.
Dus voor de pijl komt de formule van het zout.
zout (s) -->
Voorbeeld oplossen van natriumchloride:
NaCl (s) -->
Slide 13 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het oplossen
Na de pijl komen de reactieproducten. Bij het oplossen van een zout zijn dat de ionen van het metaal en het niet metaal. Bij een ion noteer je ook de lading. Om aan te geven dat de ionen in water zijn opgelost noteren we wel een toestant (aq) achter het ion.
Dus na de pijl komt de formule van het metaal ion (Na+ (aq)) en de formule van het nietmetaal ion (Cl- (aq)).
Slide 14 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het oplossen
In het algemeen ziet de reactievergelijking er zo uit:
Zout (s) --> metaalion+ (aq) + nietmetaalion- (aq).
Voorbeeld:
NaCl (s) --> Na+ (aq) + Cl- (aq)
K2S (s) --> 2K+ (aq) + S2- (aq)
Slide 15 - Tekstslide
Noteer de reactievergelijking van het oplossen van Magnesiumbromide
Slide 16 - Open vraag
De reactievergelijking bij het indampen
Indampen is het tegenovergestelde van oplossen.
Nu zijn de beginstoffen de ionen en is het reactieproduct het zout.
We beginnen weer (net als iedere reactievergelijking) met een dikke vette .
Slide 17 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het indampen
Voor de pijl staan de beginstoffen dit zijn de positieve metaal ionen en de negatieve nietmetaal ionen.
Omdat ze opgelost zijn in water staat er (aq) achter.
Omdat het ionen zijn staat de lading er bij.
M+ (aq) + Nm- (aq) -->
Slide 18 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het indampen
Na de pijl staat het reactieproducten dit is het zout als vaste stof (denk aan het practicum indampen).
Omdat het een vaste stof is staat er (s) achter.
Omdat het een zout is heb jij met de kruisregel de formule gemaakt.
--> MNm (s)
Slide 19 - Tekstslide
De reactievergelijking bij het indampen
De algemene reactievergelijking ziet er zo uit:
M+ (aq) + Nm- (aq) --> MnM (s)
Voorbeeld:
Na+ (aq) + S2- (aq) --> Na2S (s) (half goed)
2Na+ (aq) + S2- (aq) --> Na2S (s) (goed)
Slide 20 - Tekstslide
Noteer de reactievergelijking van het indampen van een Aluminiumfluoride oplossing
Slide 21 - Open vraag
Huiswerk
Afmaken van de vragen van paragraaf 5.1
Invullen kennenlijst paragraaf 5.1
Leren paragraaf 5.1
Doornemen kunnenlijst paragraaf 5.1
Bekijken van filmpjes
Probeer de reactievergelijkingen die op het bord staan te maken