Leereenheid 6: Mictie en stoelgang

H+ Leereenheid 6


  • Mictie en stoelgang  
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Helpende PlusMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H+ Leereenheid 6


  • Mictie en stoelgang  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Kennis van:
  • Anatomie van de urinewegstelsel
  • Anatomie van spijsverteringsstelsel
  • meest voorkomende ziektes/afwijkingen rond mictie en stoelgang

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding
Via je darmen, blaas, huid en longen verlaten afvalstoffen je lichaam. Denk maar aan: poepen, plassen, zweten, scheten laten, overgeven, uitademen. 

Door goed te kijken naar uitscheiding (observeren) kun je veel bijzonderheden zien (bijvoorbeeld in een katheterzak) 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De juiste volgorde van het urinewegstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijkste functies
van de urinewegen?

Slide 6 - Woordweb

  • uitscheiden van afvalstoffen
  • regeling van het vocht- en zoutbalans
  • hormonen aanmaak door de bijnieren en nieren 

aanmaak vitamine D
Hoeveel urineproductie 
per dag?
=> Een gezonde volwassene heeft ongeveer 750-1000 ml/dag

=> oligurie ( te weinig urineproductie) minder dan 500 ml/dag
=> anurie minder dan 50 ml/dag
=> polyurie (te veel urineproductie) meer dan 2 liter per 24 uur
 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observeren van urine
De kleur 
(licht, donker, rood, vlokken) 
De hoeveelheid 
De geur
Pijn bij het plassen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw X plast steeds kleine beetjes, ze geeft aan dat plassen pijnlijk is, en de urine bevat "vlokken". Wat is er mogelijk aan de hand?
A
Mevrouw wil niet naar de wc
B
Mevrouw heeft iets verkeerds gegeten
C
Mevrouw vergeet te plassen
D
Mevrouw heeft blaasontsteking

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Incontinentie:
Ongewenst urineverlies

  • Urge-incontinentie - sluitspier kan de toenemende druk niet aan
  • Stress incontinentie - door lichamelijke druk in de buikholte
  • Overloop incontinentie - urine verlies op onregelmatige tijden
  • Volledige incontinentie - geen controle over blaas en darmfunctie

Slide 10 - Tekstslide

boek blz. 167 en 168
Stap voor stap de aandoeningen bespreken.
Andere aandoeningen aan het urinewegstelsel:
  • Blaasontsteking
  • Onvoldoende bloedaanvoer naar de nier
  • Onvoldoende afvoer van urine
  • Ziekten aan het nierweefsel
  • Kanker aan de nier of de blaas
  • Anatomische afwijkingen

Slide 11 - Tekstslide

boek blz. 167 en 168
Stap voor stap de aandoeningen bespreken.
Een blaaskatheter is een voorbeeld van een interne katheter?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Infectiegevaar is bij een externe katheter groter dan bij een interne>
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Suprapubische katheter
Katheter via de buikwand
naar de blaas, 
gefixeerd met een ballon

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vilans protocollen
  • Urinezak verwisselen
  • Urinezak doorkoppelen
  • Urineopvangzak legen
  • Suprapubische katheter verzorgen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorging van een sp katheter
  • Artsen verschillen van mening of de SP katheter wel/niet gedraaid moet worden om een goede fistel te vormen. Overleg de verzorging met de arts
  • Reinig de huid rondom de fistel dagelijks met water
  • Verbinden van de fistelopening is niet nodig (Vilansprotocol)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering
de vertering van voedsel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goede volgorde.
mond
slokdarm
maag
dunne darm
dikke darm
anus

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel spijsvertering
Voeding wordt in het spijsverteringsstelsel verteerd --> voeding wordt opgenomen in het bloed --> het bloed vervoert de voedingsstoffen naar alle delen van het lichaam.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kanaal/stelsel
Het spijsverteringskanaal bestaat uit de volgende onderdelen:​
​Mond en keelholte, slokdarm, maag, darmen​
​ 
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit: ​
​Spijsverteringskanaal, lever, galblaas en alvleesklier​

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie:
  • Opnemen van voedsel (via de mond)
  • Voedsel fijnmaken (kauwen)
  • Voedsel vervoeren (door spierbewegingen)
  • Voedsel afbreken en verteren (door verteringssappen)
  • Voedingsstoffen voor de lichaamscellen afgeven aan het     bloed (via de dunne darmwand)
  • Onverteerbare voedselbestanddelen afvoeren (via de anus)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De slokdarm mondt uit in de maag
A
Boven het middenrif
B
Naast het middenrif
C
Onder het middenrif
D
Ter hoogte van het middenrif

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De maag
In de maag wordt het voedsel gemengd met maagsap en gekneed tot een voedselbrij.

De maag is een gespierde, elastische zak. De vorm kan van grootte veranderen.

Voedsel blijft ruim twee uur in de maag. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie de maag
  • Verder kneden en fijnmaken van voedsel dat via de slokdarm uit de mond komt;

  • afbreken van vetten en eiwitten (lipase en pepsine);

  • doden van bacteriën.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maagsap
Uit de maagwand komen sappen vrij, zij breken het voedsel verder af. 
Maagsap bestaat uit:
  • water en slijm
  • zoutzuur (bacteriedodend)
  • pepsine (= enzym, begint met splitsing van eiwitten)
  • proteïne  
  • lebferment (= enzym, alleen in de maag van zuigelingen) 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt het voedsel na de maag terecht?
A
in de dunne darm
B
in de dikke darm
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de slokdarm

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang is de twaalfvingerige darm
A
6 a 7 meter
B
1 meter
C
ca. 0,5 meter
D
ca. 25 cm

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twaalfvingerige darm
De dunne darm bestaat uit drie delen​
Het eerste deel van de dunne darm heet twaalfvingerige darm 
= ca 25 cm


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twaalfvingerige darm

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de twaalfvingerige darm vindt het grootste deel van de vertering plaats, omdat hier de gal en het alvleeskliersap bij het voedsel komen. 

Deze sappen splitsen het voedsel in de kleinst mogelijke deeltjes (zoals aminozuren, vetzuren, glucose, fructose en galactose). Via de darmvlokken worden deze deeltjes opgenomen in de bloedvaten

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dunne darm
+- 5 meter lang

De binnenwand bestaat uit een slijmvlieslaag. 
  • nuchtere darm 2 m
  • kronkeldarm 3 m
Hier vindt de resorptie plaats (opnemen van de verteerde eiwitten en koolhydraten in het bloed en opnemen van vetten in de lymfevaten). ​


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk deel van de darm wordt de voedselbrij ingedikt?
A
Dunne darm
B
Twaalfvingerige darm
C
Blinde darm
D
Dikke darm

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dikke darm
Dikke darm heeft plooien maar geen darmvlokken.
Peristaltiek ​




Functie: De dikke darm stuwt onverteerde resten voort en dikt de voedselbrij in. Uitscheiding via endeldarm​ ->opening kringspier -> anus

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lever maakt gal, waar wordt dit opgeslagen?
A
lever
B
twaalfvingerige darm
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lever
Krijgt bloed van de aorta en poortader​
Functies:
  • Zorgt ervoor dat glucose in het bloed kan worden opgenomen.
  • Van de aminozuren maakt de lever nieuwe eiwitten die nodig zijn voor opbouw en herstel van het lichaam.​
  • Maakt gal. Dit is nodig om vet te verdelen in kleine bolletjes. De gal wordt afgevoerd via de galblaas (opslag) naar de twaalfvingerige darm.​
  • Een ontgiftende werking.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over de theorie?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies