Salut c'est moi!


Programme 
- On révise les nombres, les jours de la semaine et les instructions: 
Chapitre 1:
- Introduction: ex. 1,2,3
- Écouter: 4 en 5

Salut, c'est moi 
Mardi le 24 septembre 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Programme 
- On révise les nombres, les jours de la semaine et les instructions: 
Chapitre 1:
- Introduction: ex. 1,2,3
- Écouter: 4 en 5

Salut, c'est moi 
Mardi le 24 septembre 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- Een gesprek over vakantie begrijpen.
- Weet je hoe je makkelijk Franse woorden kunt onthouden.
- Weet je hoe je kunt plaatjes gebruiken bij het lezen en luisteren.

Slide 2 - Tekstslide

Salut c'est moi!
On regarde le film.

Slide 3 - Tekstslide


Programme 
- On révise les nombres, les jours de la semaine et les instructions: 
Chapitre 1:
- A: Écouter: ex. 5d,7 (corriger- nakijken )
- B: Lire :9,10, 11, 12

Salut, c'est moi 
Mercredi  le 25 septembre 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

B. Lire 
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- Stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen.
- Ken je woorden die te maken hebben met familie en vakantie.

Slide 7 - Tekstslide

Hulpwoorden
Bij elke tekst vind je de vertaling van een aantal woorden in de blauwe blokjes eronder.
Als je een woord niet begrijpt en niet kunt raden, kijk dan of de vertaling gegeven is.

Slide 8 - Tekstslide

B. Lire
Fais ( maak) exercices: 9, 10, 11, 12 

Slide 9 - Tekstslide

les devoirs
Fais / maak les exercices t/m 12
Apprends/ leer: vocabulaire A en B  (FN-NF) 

Slide 10 - Tekstslide


Programme 
- On révise les nombres, les jours de la semaine et les instructions: 
Chapitre 1:
- A: Écouter: on corrige exercice: 10b+ 11 b
- C: Phrases-clés et parler  
-D : grammaire : Lidwoorden
Mededeling: oefen toets :ABCD leren (FN-NF)

Salut, c'est moi 
Mardi le 1 octobre 

Slide 11 - Tekstslide

Des phrases-clés gebuiken
De phrases-clés gebruiken
Phrases-clés zijn standaardzinnetjes die je gebruikt als je gaat spreken of schrijven in het Frans. In de meeste phrases-clés zijn woorden schuingedrukt. Deze woorden kun je vervangen door andere woorden die je geleerd hebt.
Je leert dus acht zinnen, maar kunt er zelf veel meer maken! Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zin. Je kunt Zwolle vervangen door een andere woonplaats.
J’habite à Zwolle.
J’habite à Groningen.
En in deze zin kun je un chien vervangen door: un chat, un poisson enzovoort.
C‘est un chien.
C’est un chat.



Slide 12 - Tekstslide

élève 1
1.Bonjour , ça va ?
2. Comment tu t'appelles?
3. Tu habites où?
4. C'est quoi? 

élève 2"
ça va bien, et toi?
Je m'appelle Roos 
J'habite à Zwolle
C'est un chien

Slide 13 - Tekstslide

Kun je een voorbeeld geven van een lidwoord in het Nederlands?

Slide 14 - Woordweb

In het Nederlands
In het Nederlands heb je 3 verschillende lidwoorden namelijk; 
De, Het en Een

Je hebt bepaalde lidwoorden en onbepaalde lidwoorden;
Bepaalde lidwoorden; de & het
Onbepaalde lidwoord; een

Slide 15 - Tekstslide

De lidwoorden in het Frans

In het Frans heb je meer dan 3 lidwoorden, je hebt er namelijk 6. 

Het geslacht en de hoeveelheid van het zelfstandig naamwoord bepaalt het lidwoord.



Slide 16 - Tekstslide

De lidwoorden in het Frans
Klinkerbotsing of stomme h; l' 
Mannelijk
Vrouwelijk
Meervoud
Bepaald (de/het)
Le/ l'
La/ l'
Les
Onbepaald (een)
Un
Une
Des

Slide 17 - Tekstslide

Le stylo

Is dit een mannelijk of vrouwelijk woord?
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 18 - Quizvraag

La pizza

Is dit een mannelijk of vrouwelijk woord?
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 19 - Quizvraag

L'hôtel

Waarom komt hier een l' voor de staan?

Slide 20 - Open vraag

Les filles

Is dit woord enkelvoud of meervoud?
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 21 - Quizvraag

Fais les exercices: 16, 17, 18 

Slide 22 - Tekstslide


Programme 

Chapitre 1:
 1 -  D grammaire : on corrige exercice: 16 c, 17 
 2- voc. A et B 
3. Oefentoets 
4.on corrige oefentoets.

Salut, c'est moi 
Mercredi le 2 octobre 

Slide 23 - Tekstslide


Programme :
 1. Les instructions + les pronoms personnels ( ik gebaar jullie zeggen het woord in het Frans)
 2. On lit le vocabulaire de E 
3. E Regarder: 
- On regarde le film ensemble ( samen) et tu fais execices: 20 , 21, 22 
3. FLire: finis les exercices 25, 26 
Salut, c'est moi 
Mardi le 8 octobre 

Slide 24 - Tekstslide

E. Regarder 
Aan het eind van deze paragaraaf kun je:
- De belangrijkste informatie uit een film begrijpen.
- Ken je de getallen tot en met 20.
Ken je woorden die te maken met familie

Slide 25 - Tekstslide

Les devoirs 
Fais les exercices : ster 20 (vwo), 21 a, 22
lire: finis 25, 26

Slide 26 - Tekstslide


Programme :
 1. Les instructions + les pronoms personnels = persoonlijk voornaamwoorden ( ik gebaar jullie zeggen het woord in het Frans)
 2. Overhoren vocabulaire  E en F 
3. Phrases-clés G 
4. Grammaire H ( werkwoord avoir= hebben) 
Salut, c'est moi 
Mercredi 9 octobre 

Slide 27 - Tekstslide

Phrases-clés 

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoel 
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
- Vertellen over je familie 
- Weet je hoe je de h en d, t, s aan het eind van het woord uitspreekt.
- Kun jij het werkwoord "avoir"gebruiken

Slide 29 - Tekstslide

Ex. 28 
Travaille avec ton voisin: jeu de rôle.
De een stelt de vragen uit de phrases-clés. De ander geeft antwoord en doet alsof hij Carlo, Rose, Arthur of Marie is.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

avoir
J'ai 
tu as 
il / elle a 
on a 
nous avons 
vous avez
Ils / elles ont 

hebben
ik heb
jij hebt 
hij/ zij heeft
men/ wij hebben
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben


Slide 32 - Tekstslide

- Tu as quel âge?
- J'ai 12 ans


Slide 33 - Tekstslide

Fais les exercices: 30,31 ( behalve b),32

Slide 34 - Tekstslide

Is de leerdoel behaald?
Leerdoel 1: kan je nu iets vertellen over je familie ( broer, zus, hoe oud ze zijn)?
Leerdoel 2: kan jij het werkwoord "avoir'redelijk gebruiken in zinnen?

Slide 35 - Tekstslide


Programme :
 1. Les nomres, les pronoms personnels = persoonlijk voornaamwoorden + avoir ( ik gebaar jullie zeggen het woord in het Frans)
 2. Quiz  
3. Oefen toets maken in je digitale omgeving van Grandes Lignes.

Salut, c'est moi 
Mardi 16 ctobre 

Slide 36 - Tekstslide

Choisis le bon mot:
- J'habite / je joue à Amsterdam.

Slide 37 - Open vraag

Choisis le grand mot:
J'ai un petit / truc frère

Slide 38 - Open vraag

Schrijf op hoe oud je bent (geef een zin in het Frans)

Slide 39 - Open vraag

schrijf op hoe je heet en waar je woont

Slide 40 - Open vraag

Oefentoets maken in je digitale omgeving Grandes lignes 

Slide 41 - Tekstslide