Theorieles 1 Medisch rekenen I - Intro, milligrammen en procenten/promille

Medisch rekenen 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Medisch rekenenMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medisch rekenen 

Slide 1 - Tekstslide

Account in LessonUp
Bij medisch rekenen werken we in LessonUp.
Je kunt hiervoor een gratis account aanmaken op Lessonup.com
Klik op registreren en voltooi alle stappen.
Ingelogd met je account?
Gebruik dan nu (eenmalig) de klassencode
die je van de docent krijgt. Nu heb je toegang tot alle lessen! 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waarom moet je goed kunnen rekenen?
• Je moet begrijpen wat je doet.
• Je moet fouten (van anderen) kunnen herkennen.
• Het is nodig om bepaalde vaardigheden (zoals injecteren) goed uit te kunnen voeren.

Rekenmachine is altijd toegestaan. Maar een komma is snel verkeerd gezet. Check dit goed.

Ook bij het gebruik van kant-en-klare medicatie kunnen er fouten gemaakt worden.
Goed lezen is belangrijk!

Een fout bij het berekenen van medicatie kan ernstige gevolgen hebben voor een zorgvrager! 

Slide 4 - Tekstslide

Welke voorkennis heb je nodig? 
• Metriekstelsels (omrekentabellen van o.a. gewicht en inhoud) 
• Verhoudingen (twee getallen die iets over elkaar zeggen, bijv. 2mg/ml)
• Procenten

Slide 5 - Tekstslide

Beantwoord voor jezelf onderstaande vragen
Hoeveel milliliter is een liter?
Hoeveel gram is een kilo?
Hoeveel milligram is een gram?

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
Hoeveel milliliter is een liter? 1000 milliliter
Hoeveel gram is een kilo? 1000 gram
Hoeveel milligram is een gram? 1000 milligram 

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingen
Een verhouding bestaat uit twee cijfers die iets over elkaar zeggen. 
1 mg/ml is een verhouding en betekent:
1 milligram is opgelost in 1 milliliter. 



Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingstabel 

Slide 9 - Tekstslide

2mg/4ml is dezelfde verhouding als
A
1mg/ml
B
2mg/2ml
C
1mg/3ml
D
0,5mg/ml

Slide 10 - Quizvraag

Medisch rekenen
Workshop Medisch rekenen I : 
1. Milligrammen, procenten/promille, oplossingen, verdunningen, Internationale eenheden
( + deeltoets)
Workshop Medisch rekenen II : 
1. Sondevoeding ( + deeltoets)
2. Zuurstof ( + deeltoets)
3. Afsluiting met eindtoets over ALLE lesstof
Deel I en Deel II

Slide 11 - Tekstslide

Workshop Medisch rekenen I
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van wat je gaat uitrekenen bij workshop Deel I :

Hoeveelheid mL die je moet injecteren bij de zorgvrager. 
Hoeveelheid zout er opgelost moet worden in gedestilleerd water om fysiologisch zout te maken. 
Hoeveel (desinfectie)middel je moet gebruiken voor een verdunning (met water). 

Slide 13 - Tekstslide

1. Milligrammen introductie
Situatie: 

Je zorgvrager moet 3,5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ml.

Hoeveel milliliter moet je injecteren bij de zorgvrager?

Slide 14 - Tekstslide

Theorie - milligrammen
Wanneer er een aantal milligram werkzame stof (via injectie) toegediend dient te worden, dan is de voorraad vaak aangegeven in een verhouding (milligram per milliliter). Om het aantal toe te dienen milliliter uit te rekenen heb je de volgende formule nodig.
Formule:
NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) = aantal toe te dienen milliliter



Slide 15 - Tekstslide

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) =
aantal toe te dienen milliliter 
Voorbeeldsom:
De zorgvrager moet 3,5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ml.
Hoeveel ml. geef je?
3,5 : 10 = 0,35 ml

Slide 16 - Tekstslide

Aanwezig 10 mg/ml nodig 2 mg, hoeveel ml geef je?
A
10
B
0,5
C
0,4
D
0,2

Slide 17 - Quizvraag

Aanwezig 500 mg/ml nodig 1500 mg, hoeveel ml geef je?
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 18 - Quizvraag

Uitzonderingen milligrammen
NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) = aantal toe te dienen milliliter

!!! Let op! Is de voorraad niet per ml, dan moet dit eerst omgerekend worden. 
OF er moet gebruik gemaakt worden van deze formule:


NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG x aantal ML waarin voorraad is opgelost =
aantal toe te dienen milliliter

Slide 19 - Tekstslide

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG x aantal ML waarin voorraad is opgelost = aantal toe te dienen milliliter
Voorbeeldsom:
De zorgvrager moet 5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ 2 ml.
Hoeveel ml injecteer je? 
5 : 10 x 2 = 1 ml
of 5 : 5 (per ml) = 1 ml


Slide 20 - Tekstslide

Een zorgvrager krijgt 25 mg furosemide
In voorraad furosemide 50mg/2ml
Hoeveel ml injecteer je?

A
0,5
B
1
C
2
D
5

Slide 21 - Quizvraag

Een zorgvrager krijgt 80 mg furosemide
In voorraad furosemide 40mg/2ml
Hoeveel ml injecteer je?

A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 22 - Quizvraag

Uitzonderingen milligrammen
Soms staat er in een som (of casus) teveel informatie. Dan staan er getallen die je niet nodig hebt bij het rekenen. Voorbeeld: 
Een kind moet 75 mg durabolin gespoten krijgen per week.
In voorraad zijn ampullen a 2 ml met 25 mg/ml.
Hoeveel ml durabolin injecteer je?
75 : 25 = 3 ml injecteren 

Dat de ampullen 2 ml bevatten is nu niet nodig voor de som. 
In welke gevallen zou dit wel nuttig zijn? 

Slide 23 - Tekstslide

Bij het bestellen van medicatie! Voorbeeld: 

Een kind moet 75 mg durabolin gespoten krijgen per week.
In voorraad zijn ampullen a 2 ml met 25 mg/ml.
Hoeveel ampullen zijn er nodig voor 4 weken?
75 : 25 = 3 ml injecteren per week
4 x 3 ml = 12 ml voor 4 weken
12 : 2 = 6 ampullen 

Slide 24 - Tekstslide

2. Procenten/promille introductie
Situatie: 

Je zorgvrager moet 20 mg. morfine hebben.
Je hebt ampullen morfine van 1%.
Hoeveel ml geef je per dag?

Slide 25 - Tekstslide

Theorie - Procenten/promille
Wanneer er een aantal milligram werkzame stof (via injectie) toegediend dient te worden, dan is de voorraad soms aangegeven in een percentage (procent of promille). Deze percentage dient omgezet te worden naar milligram per milliliter.
1 % = 10 mg/ml  (in procenten)
1‰ = 1 mg/ml   (in promille) 
Daarna werken de sommen hetzelfde als bij milligrammen!
Om vervolgens het aantal toe te dienen milliliter uit te rekenen heb je de volgende formule nodig:

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) = aantal toe te dienen milliliter



Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel mg werkzame stof zit er in 1 ml van een 2% oplossing?
A
1
B
2
C
10
D
20

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel mg werkzame stof zit er in 1 ml van een 5‰ oplossing?
A
1
B
10
C
5
D
50

Slide 28 - Quizvraag

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) =
aantal toe te dienen milliliter 
Voorbeeldsom:
Je zorgvrager moet 20 mg. morfine hebben.
Je hebt ampullen morfine van 1%.
Hoeveel ml geef je per dag?

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) = antwoord
Nodig = 20 mg.
Voorradig = 1% = 10 mg
20 : 10 = 2 ml 


Slide 29 - Tekstslide

Aanwezig 1 % oplossing nodig 30 mg, hoeveel ml geef je?
A
1
B
3
C
15
D
0,3

Slide 30 - Quizvraag

Nodig 5 mg, Aanwezig 5‰ oplossing Hoeveel ml geef je?
A
1
B
3
C
15
D
0,3

Slide 31 - Quizvraag

Aanwezig 1 % oplossing nodig 2 mg, hoeveel ml geef je?
A
1
B
0,1
C
2
D
0,2

Slide 32 - Quizvraag

Einde
Je bent nu klaar voor: 
Huiswerkles 1 milligrammen en procenten/promille

Deze kun je vinden in LessonUp bij de klas waar je aan gekoppeld bent. 

Succes! 

Slide 33 - Tekstslide