In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefenen thema 3 Erfelijkheid + Evolutie
Slide 1 - Tekstslide
De P-generatie zijn de ouders in een kruising.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
aa x aa
Slide 3 - Quizvraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.
Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6
Slide 4 - Quizvraag
Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype
Slide 5 - Quizvraag
2 gelijke genen voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 6 - Quizvraag
Aa is
A
Homozygoot recessief
B
Homozygoot Dominant
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot Dominant
Slide 7 - Quizvraag
AA is
A
homozygoot recessief
B
homozygoot dominant
C
heterozygoot
Slide 8 - Quizvraag
aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot
Slide 9 - Quizvraag
Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn. Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%
Slide 10 - Quizvraag
Aan welke groep vissen is een schubbeneter het meest verwant volgens de stamboom?
Kijk naar de informatie.
Kijk daarbij goed naar de stamboom
1
Zoek in de stamboom de schubbeneter op.
Ga nu met je vinger langs de lijntjes.
Welke vis komt uit de eerste vertakking?
2
A
aan de Petrochromis
B
aan de blauwe regenboogvis
C
aan de Plecodus
D
aan de prinses van Burundi
Slide 11 - Quizvraag
Waar of niet waar: Fossielen zijn een argument voor de evolutie
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Overeenkomst in bouw bij organismen
C
Overeenkomst in DNA bij organismen
D
Overeenkomst in functie van lichaamsdelen van organismen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is biotechnologie?
A
Aanbrengen van veranderingen in het genotype van organismen
B
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken
C
Verzamelnaam voor alle technieken waarmee het DNA van van organismen wordt veranderd
Slide 15 - Quizvraag
Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen. Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen? Werk deze kruising volledig uit.
Slide 16 - Open vraag
Wat wordt er gedaan bij recombinant-DNA-techniek?
A
Met behulp van bacteriën wordt van melk yoghurt gemaakt.
B
In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.
C
Door het gebruik van gisten wordt brood, bier en wijn bereid.
D
Nieuwe klonen worden gemaakt van gunstige organismen.
Slide 17 - Quizvraag
Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft? Werk deze kruising volledig uit.