Past Simple = Verleden tijd


Past Simple
Verleden tijd
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Past Simple
Verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Before we start...
let's watch a little clip.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wanneer gebruik je de past simple?
A
Als iets in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen
B
Als iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is
C
Als iets in de toekomst gaat gebeuren
D
Als iets nu bezig is

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin staat in de Past Simple?
A
I have walked the dog
B
I walked the dog
C
I was walking the dog
D
I walk the dog

Slide 5 - Quizvraag

Zet de juiste verleden tijd bij elk werkwoord
fall
fight
think
say
see
fell
fought
thought
said
saw
sad
felt

Slide 6 - Sleepvraag

Past Simple: wat is dat?
Past simple = verleden tijd
Je gebruikt het als je vertelt over dingen die in het verleden zijn gebeurd en ook zijn afgelopen.
Er staat dan bij wanneer het gebeurde. 

Voorbeeld: In Victorian times, people had weird names. 
(had = werkwoord en verleden tijd van have) 

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple: werkwoord to be
De verleden tijd van het werkwoord to be (zijn) moet je uit je hoofd leren.
Dit rijtje:
  • I was               -  Ik was
  • You were      - Jij was          
  • He was          -  hij was
  • She was        -  zij was
  • It was             - het was
  • We were       -  Zij waren
  • You were      -  Jullie waren
  • They were    -   Zij waren 

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple bevestigend


Past Simple bevestigend
Past Simple: Werkwoordlen 
Regelmatige werkwoorden (niet op de lijst)
werkwoord + ed
I (to work) ---> I worked
She (to play) ---> She played

Onregelmatige werkwoorden (op de lijst)
2e vorm 
They (to go) ---> They went
We (to swim) ---> We swam

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
Nu volgen er wat quizvragen.
Kies het juiste antwoord
Gebruik de past simple

Slide 10 - Tekstslide

They (to be) home last night
A
were
B
was
C
were being
D
was being

Slide 11 - Quizvraag

The man (to walk) the dog yesterday.
A
walk
B
walked
C
have walked
D
is walking

Slide 12 - Quizvraag

Jacob (to call) his mum a few days ago.
A
is calling
B
have called
C
called
D
call

Slide 13 - Quizvraag

The boys (to run) the marathon last year.
A
runned
B
runed
C
ran
D
are running

Slide 14 - Quizvraag

Josh (to do) his homework last night.
A
doed
B
did
C
does
D
is doing

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 2
Nu volgen er wat open vragen
Geef de juiste vorm van het werkwoord.
Gebruik de past simple

Slide 16 - Tekstslide

The children (to run) away from the scary clown.

Slide 17 - Open vraag

The children (to throw up) last night. The food was rotten.

Slide 18 - Open vraag

They (to drive) all night to reach their holiday house.

Slide 19 - Open vraag

The dogs (to bark) at the cats yesterday.

Slide 20 - Open vraag

The boy (to play) the piano half an hour ago.

Slide 21 - Open vraag

The secretary (to lose) an important note last week.
Her boss is really mad at her.

Slide 22 - Open vraag

We (to do) our homework last night.

Slide 23 - Open vraag

Wat weet je over de past simple tot nu toe?

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 3: Zelfstandig oefenen
Op de volgende bladzijde vind je een 'Wordwall' opdracht.
Je moet de woorden in de juiste zin zetten.
Dit doe je door ze er naar toe te slepen.
Match up!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Opdracht 4: Zelfstandig oefenen
Op de volgende pagina zie je een 'wordsearch' in Wordwall.
De woorden zijn onregelmatige werkwoorden. 
Maak de woordzoeker 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Opdracht 5: Zelfstandig oefenen
Extra oefenen met de past simple 
Maak de opdrachten op de volgende websites
Scroll door als dat nodig is.
Vul de past simple in. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link