H2 - §2.3 Fasen en moleculen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 3

Welkom in de les

Vandaag:

• terugblik
• lesdoelen §2.3
• instructie §2.3
• maken opgave uit het boek 
• les afsluiting

 

§2.3 - Fasen en moleculen

Vragen §2.2

Terugblik

Opgave 38a

Opgave 38b

Opgave 49a

Opgave 49b

Opgave 49a

De eenheid van dichtheid is...

1. g/cm3
2. cm3/g

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...

1. het gewicht
2. de inhoud
3. de dichtheid
4. de zwaarte

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood ...

1. is gelijk
2. is niet gelijk

De dichtheid van de bad eend is ...... dan/als de dichtheid van water

1. groter
2. kleiner
3. gelijk
4. geen idee

§2.3 - Je leert

• uitleggen wat er met een stof gebeurt bij het smeltpunt/kookpunt;
• de temperatuur omrekenen van Celsius naar Kelvin en andersom;
• aangeven welke faseovergang(en) een stof heeft ondergaan;
•  uitleggen wat er in een stof verandert tijdens een faseovergang.

Faseovergangen

smeltpunt: de temperatuur waarbij de faseverandering tussen vast en vloeibaar plaatsvindt

1

stolpunt: de temperatuur waarbij de faseverandering tussen vast en vloeibaar plaatsvindt

2

kookpunt: de temperatuur waarbij de fase overgaat van vloeibaar naar gasvormig door verdamping in de gehele vloeistof

3

Drie keer water maar dan anders!

IJs is hard = vaste stof

Drie keer water maar dan anders!

Water is beweeglijk = vloeistof

Drie keer water maar dan anders!

Water is niet zichtbaar = gas

Waar is de waterdamp?

Drie keer water maar dan anders!

Water is niet zichtbaar = gas

Waar is de waterdamp?

Hier

Smeltpunt en kookpunt

Proefje

Celsius & Kelvin

0 K is het absolute nulpunt

Omrekenen Celsius   <--->  Kelvin

- smeltpunt van ijs is 0 °C = 273 K

- kookpunt van water is 100 °C = 373 K

• van Celcius naar Kelvin:

• van Kelvin naar Celcius:

T​K​​=T​C​​+273

T​C​​=T​K​​−273

Moleculen

Alle stoffen bestaan uit zeer kleine deeltjes

Moleculen kun je niet kleiner maken zonder de stof te veranderen.

Eigenschappen van moleculen

Iedere stof heeft zijn eigen soort moleculen met verschillende vormen.

Een molecuul is het kleinste deeltje van die stof.

Moleculen bewegen altijd en bewegen sneller als de temperatuur hoger is.

Moleculen trekken elkaar aan. Ze trekken elkaar sterk aan als ze dicht op elkaar zitten.

Tussen de moleculen is er ruimte. In die ruimte zit niets.

Het deeltjesmodel

Wordt gebruikt om verschijnselen beter te begrijpen

vaste stof

De moleculen ........

• trekken elkaar heel sterk aan
• hebben een vaste plek
• bewegen nauwelijks, maar trillen een beetje
• hebben een kleine afstand t.o.v. elkaar
• gaan sneller trillen als de temperatuur stijgt.

vloeistof

De moleculen .......

• trekken elkaar aan
• bewegen (niet zo snel) door elkaar heen
• hebben een kleine afstand t.o.v. elkaar
• gaan sneller trillen als de temperatuur stijgt.

gas

De moleculen ......

• trekken elkaar aan
• bewegen met grote snelheid kriskas door elkaar heen
• verdelen zich over de beschikbare ruimte
• gaan sneller trillen als de temperatuur stijgt.

Hoe moleculen bewegen

Bekijk in de applet hoe moleculen bewegen in de verschillende fasen. 

Kijk ook wat er gebeurt als je de stoffen verwarmt of afkoelt.

fasen

Pak je agenda!

Noteer in het blauwe gedeelte voor de volgende les

• Lezen §2.3 uit je boek
  

Maak alle opgaven behalve route ✱

Aan de slag!

• Lezen §2.3 uit je boek
  

• Maak alle opgaven behalve route ✱

Zf

Wat weet je al???

1

3

2

4

4

4

4

4

4

Vast

Gas

Vloeibaar

Smelten

Stollen

Verdampen

Condenseren

Sublimeren

Rijpen

De onderlinge aantrekkingskracht van de moleculen is niet groot. De moleculen bewegen langs elkaar heen. Welke fase is dit?

1. Kun je niet zeggen
2. Vast
3. Vloeistof
4. Gas

De moleculen bewegen heen en weer op één plek. Er is veel aantrekkingskracht. Welke fase is dit?

1. Kun je niet zeggen
2. Vast
3. Vloeibaar
4. Gas

De moleculen hebben een hoge snelheid en bewegen op grote afstand van elkaar. Welke fase is dit?

1. Kun je niet zeggen
2. Vast
3. Vloeibaar
4. Gas

Welke faseovergang hoort niet bij het verwarmen van een stof?

1. Sublimeren
2. Condenseren
3. Smelten
4. Verdampen

Zwavelzuur heeft een smeltpunt van 11 graden Celsius.
Bij kamertemperatuur is deze stof:

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gasvormig
4. Onzichtbaar

Fosfor heeft een smeltpunt van 44 graden Celsius. Bij kamertemperatuur is deze stof:

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gasvormig
4. Wit

Ether heeft een kookpunt van 35 graden Celsius. Bij kamertemperatuur is deze stof:

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gasvormig
4. Doorzichtig

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Je kunt...

• uitleggen wat er met een stof gebeurt bij het smelt -/kookpunt;
• de temperatuur omrekenen van graden Celsius naar Kelvin:
• aangeven welke faseovergang(en) een stof heeft ondergaan;
• uitleggen wat er in een stof verandert tijdens de faseovergang;

Ja, dat kan ik!

😒🙁😐🙂😃