Live les Engels klas 3 basis Present Simple vs Present Continuous

Present Simple vs Present Continuous
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Present Simple vs Present Continuous

Slide 1 - Tekstslide

Live les klas 3 basis Engels
Vandaag ga ik met jullie het 2e onderdeel van grammatica hoofdstuk 4 doornemen (blz.71 , grammar 9 van je tekstboek).
Tegenwoordige tijd en de duurvorm van de tegenwoordige tijd
Na het einde van de les ;
  • Ken je het verschil tussen de tegenwoordige tijd en de duurvorm van de tegenwoordige tijd;
  • weet je het  in zinnen toe te passen.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de tegenwoordige tijd?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Kies het juiste woord (Like (A) of Likes (B) ind e volgende zin.
Jimmy ___ to play games.
(let op: Jimmy is een HE)
A
like
B
likes

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juist woord (live (A) of lives (B) in de volgende zin.
You ___ in Schijndel.

A
live
B
lives

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste woord Rain (A) of Rains (B) in de volgende zin.
It never ___ in Rosmalen.
(Let op: Het gaat om een IT)
A
rain
B
rains

Slide 7 - Quizvraag

Begrijp je nu wanneer je de present simple (tegenwoordige tijd) gebruikt en maakt? A= Ja B=Nee C= Een beetje
A
Ja
B
Nee
C
een beetje

Slide 8 - Quizvraag

Nu een uitleg over de duurvorm van de tegenwoordige tijd 
(Present Continuous)

Slide 9 - Tekstslide

Het gaat om NU, Op dit moment, KIJK, LUISTER

Slide 10 - Tekstslide

DUS......de duurvorm van de tegenwoordige tijd... 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van de duurvorm van de tegenwoordige tijd
The teacher ___ the grammar.
A= explains / B= is explain
C= explaining / D= is explaining
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de duurvorm van de tegenwoordige tijd:
Look! The birds ___ away!
A = fly / B = flying
C = are fly / D = are flying
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de duurvorm van de tegenwoordige tijd:
We ___ to the pub right now.
A = go / B = are going
C = are go / D = going
A
go
B
are going
C
are go
D
going

Slide 15 - Quizvraag

Begrijp je nu wanneer je de present continuous (duurvorm van de tegenwoordige tijd) gebruikt?
A = Ja / B = Nee / C = een beetje
A
Ja
B
Nee
C
een beetje

Slide 16 - Quizvraag

Waar hoort de shit-regel bij?
A = present simple (tegenwoordige tijd)
B = present continuous (duurvorm van de tegenwoordige tijd)
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 17 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
She is playing the piano.
A = present simple (tegenwoordige tijd)
B = present continuous (duurvorm van de tegenwoordige tijd)
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 18 - Quizvraag

In welke tijd staat de volgende zin;
She plays the piano.
A = Present simple (tegenwoordige tijd)
B = present continuous (duurvorm van de tegenwoordige tijd)
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 19 - Quizvraag

Extra oefenen met de 
Present Simple vs 
Present Continuous?



Slide 20 - Tekstslide