bs 4 Uitscheiding
1 / 40
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Noem 3 organen die aan uitscheiden doen.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Welke kleur kan je urine het beste hebben?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Met welk nummer wordt het
nierschors aangegeven?
nierschors aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
6
Slide 14 - Quizvraag
De urineleider is......
A
Nummer 1 en nummer 2
B
Nummer 1 en nummer 3
C
Nummer 2 en nummer 3
D
Alleen nummer 3
Slide 15 - Quizvraag
In de urinebuis van een man bevindt zich op een bepaald moment urine.
Van waaruit komt deze urine de urinebuis binnen?
Van waaruit komt deze urine de urinebuis binnen?
A
Vanuit de nierbekkens
B
Vanuit de urineblaas
C
Vanuit de urineleiders
Slide 16 - Quizvraag
De urinebuis is......
A
Nummer 1 en nummer 2
B
Nummer 1 en nummer 3
C
Nummer 2 en nummer 3
D
Alleen nummer 3
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Loopt de nierslagader naar je nieren toe of van je nieren af?
A
naar je nieren toe
B
van je nieren af
Slide 21 - Quizvraag
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
Slide 22 - Quizvraag
19. Vervoert de nierader bloed naar de nieren?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Is dit de linker nier
of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Wat is grootste slagader?
A
Bovenste holle slagader
B
Onderste holle ader
C
Aorta
D
Longslagader
Slide 26 - Quizvraag
Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen
Slide 27 - Quizvraag
Hoe heet bloedvat 1? En is dit bloedvat zuurstofarm of -rijk?
A
Longader - Zuurstofarm
B
Longader - Zuurstofrijk
C
Longslagader - Zuurstofarm
D
Longslagader - Zuurstofrijk
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de kleine bloedsomloop?
A
hart - alle organen - hart
B
hart - hersenen- hart
C
hart - longen - hart
Slide 29 - Quizvraag
Een bepaald bloedvat heeft een wand die maar een cellaag dik is.
Dit bloedvat is een ...
Dit bloedvat is een ...
A
ader
B
slagader
C
haarvat
D
kan alle drie
Slide 30 - Quizvraag
Welk bloedvat of welke bloedvaten heeft of hebben kleppen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
D
aders en slagaders
Slide 31 - Quizvraag
Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart af
C
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
D
Vervoert meestal zuurstofarm bloed
Slide 32 - Quizvraag
Wat doen witte bloedcellen?
A
vervoeren zuurstof
B
vervoeren afvalstoffen
C
doen niks
D
maken ziekteverwekkende stoffen onschadelijk
Slide 33 - Quizvraag
De grote bloedsomloop is de bloedsomloop welke verloopt
over de longen
over de longen
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Bloed stroomt van de boezems, altijd naar ................
A
de longslagader
B
de longader
C
de kamers
D
de aorta
Slide 35 - Quizvraag
Wat kan een witte bloedcel?
A
Door de wand heen van een bloedvat
B
Bloed laten stollen
C
Zuurstof vervoeren
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de kleine bloedsomloop?
A
van het hart naar de hersenen en weer terug
B
van het hart door het lichaam en weer terug
C
van het hart naar de darmen en weer terug
D
van het hart naar de longen en weer terug
Slide 37 - Quizvraag
Haarvaten hebben....
A
dikke wanden
B
dunne wanden
C
kleppen in de wanden
Slide 38 - Quizvraag
Wat is de hartklep?
A
2
B
3
C
5
D
1
