Wat is de belangrijkste functie van de dunne darm?
A
Het verteren van voedingsvezels.
B
Het opnemen van voedingsstoffen.
C
Het kneden van de voedselbrij.
D
Het opnemen van water.
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
Verpleegtechnische vaardighedenMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat is de belangrijkste functie van de dunne darm?
A
Het verteren van voedingsvezels.
B
Het opnemen van voedingsstoffen.
C
Het kneden van de voedselbrij.
D
Het opnemen van water.
Slide 1 - Quizvraag
Pancreas is een ander woord voor…
A
Lever
B
Galblaas
C
Buikvlies
D
Alvleesklier
Slide 2 - Quizvraag
Waar worden gal en enzymen toegevoegd aan de voedselbrij?
A
Maag
B
Dikke darm
C
Blinde darm
D
Twaalfvingerige darm
Slide 3 - Quizvraag
Wat is nummer 13 op de afbeelding?
A
alvleesklier
B
twaalfvingerige darm
C
galblaas
D
lever
Slide 4 - Quizvraag
Waar of niet waar? De maag ledigt zich in kleine beetjes
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de functies van de maag?:
A
Kneden van voedsel
B
Bacteriën doden
C
Afbreken van vetten en eiwitten
D
Alles goed
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de functie van de dikke darm?:
A
Voedsel fijnmalen
B
Vocht onttrekken
C
Voedingsstoffen toevoegen
D
Zouten toevoegen
Slide 7 - Quizvraag
Welke functie heeft gal?
A
Vertering eiwitten
B
Maagsap produceren
C
Vertering van vet
Slide 8 - Quizvraag
Hoelang duurt het gehele spijsverteringsproces?
A
6 tot 12
B
12 tot 24 uur
C
24 tot 48
D
48 uur tot 5 dagen
Slide 9 - Quizvraag
De pH in de maag is...
A
Hoog
B
Laag
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de naam van de kringspier aan de onderkant van de maag?
A
huig
B
portier
C
strotklepje
D
Slide 11 - Quizvraag
Welk orgaan is geen spijsverteringsorgaan?
A
de maag
B
de slokdarm
C
de lever
Slide 12 - Quizvraag
Vanuit welke darm gaat het eten je lichaam uit?
A
dunne darm
B
dikke darm
C
endeldarm
Slide 13 - Quizvraag
Waarom zitten er plooien aan de binnenkant van de maag?
A
die verplaatsen het eten naar de darmen
B
ze helpen voedsel verteren
C
hier wordt eten opgeslagen
Slide 14 - Quizvraag
Waar of niet waar: enzymen werken beter als voedsel fijn gekauwd is?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Waar begint de spijs vertering ?
A
in de mond
B
in de slokdarm
C
in de maag
Slide 16 - Quizvraag
Vraag 1: De Latijnse naam voor maag is...
A
Hepar
B
Colon
C
Gaster
D
Pancreas
Slide 17 - Quizvraag
De dunne darm wordt in 3 delen verdeeld. Wat is de juiste volgorde van deze 3 delen?
A
Nuchtere darm, 12-vingerige darm, kronkeldarm
B
12-vingerige darm, kronkeldarm, nuchtere darm
C
Kronkeldarm, 12-vingerige darm, nuchtere darm
D
12-vingerige darm, nuchtere darm, kronkeldarm
Slide 18 - Quizvraag
Waar komt het voedsel terecht zodra het is ingeslikt?
A
De luchtpijp
B
De slokdarm
C
De maag
Slide 19 - Quizvraag
Waar vindt zich het belangrijkste deel van de spijsvertering plaats?
Waar vindt zich het belangrijkste deel van de spijsvertering plaats?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Endeldarm
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de appendix?
A
De twaalfvingerige darm
B
De dikke darm
C
Worm vormig aanhangsel
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de peristaltische beweging?
A
De beweging van het lichaam
B
De samentrekkende beweging van de darmen om zo voedsel verder te duwen
C
De samen trekkende beweging van het hart
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het nut van vezels voor de spijsvertering?
A
Ze schuren de darmwand aan de binnenkant, zodat deze vrij van ‘aangekoekte’ voedselresten blijft.
B
Ze zorgen voor een goede darmwerking en voor ontlasting die zacht en soepel is.
C
Beide antwoorden zijn juist.
Slide 23 - Quizvraag
Spijsvertering en stofwisseling worden vaak als synoniemen gebruikt. Toch zijn het wezenlijk andere processen. Wanneer vindt de stofwisseling plaats?
A
Tegelijkertijd met de spijsvertering
B
Voorafgaand aan de spijsvertering
C
Na de spijsvertering.
Slide 24 - Quizvraag
Betekenis van spijsvertering:
A
Stollingsproces van een wond.
B
Het maken van voedsel met de medicatie er bij in verwerkt.
C
Het losmaken, opnemen en omzetten van voedingsstoffen in energie en bouwstenen voor het lichaam.
Slide 25 - Quizvraag
Uit hoeveel "darmen" bestaat de dunne darm?
A
2
B
3
C
4
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de lengte dat het voedsel ongeveer aflegt bij een volwassenen?
A
4 meter
B
8 meter
C
9 meter
Slide 27 - Quizvraag
In welke organen kunnen eiwitten verteerd worden? (Meerdere antwoorden kunnen goed zijn)
A
Mond
B
Slokdarm
C
Maag
D
Dunne darm
Slide 28 - Quizvraag
Het begrip spijsvertering kun je het beste omschrijven als
A
De verbranding van voedsel, waardoor energie vrijkomt
B
De opbouw van eiwitten uit voedsel
C
Het afbreken van grote moleculen, zodat er kleinere ontstaan
D
Het veranderen van voedsel in stoffen, die worden opgeslagen
Slide 29 - Quizvraag
Vier beweringen over de spijsvertering zijn: 1) maagsap bevat een enzym dat eiwitten verteert 2) toevoeging van maagsap aan de spijsbrij verhoogt de pH daarvan 3) alvleessap bevat een enzym dat eiwitten verteert 4) resorptie van stoffen vindt alleen plaats vanuit de dunne darm Welke beweringen zijn juist?
A
1 & 2
B
1 & 3
C
2 & 4
D
3 & 4
Slide 30 - Quizvraag
Wat zijn enzymen?
A
Stoffen in je voedsel die oplosbaar zijn
B
Stoffen in je maagsap die vocht uit voedstel onttrekken
C
Stoffen in maagsap die voedingsstoffen splitsen en opneembaar maken in het bloed
Slide 31 - Quizvraag
Welke van deze stoffen komen NIET voor in maagsap?
A
Pepsine
B
Zoutzuur
C
Lymfocyten
D
Water
Slide 32 - Quizvraag
De poortader is met de lever verbonden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Zet de namen op volgorde vanaf de maag tot de Anus: