Hoofdletters klas 5

P1 Leestekens (Oefening baart kunst)
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

P1 Leestekens (Oefening baart kunst)

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn leestekens?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel
Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Hoofdletters

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen
D
Meneer jansen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
ronnie flex
B
Ronnie flex
C
Ronnie Flex
D
ronnie Flex

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot
D
lisa de vries - de groot

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
dansschool style
B
Dansschool style
C
dansschool Style
D
Dansschool Style

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 17 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
het eiland ameland
B
het Eiland Ameland
C
Het Eiland Ameland
D
het eiland Ameland

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 22 - Quizvraag

Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Ten noorden van het schoolgebouw.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee
  • Zuid-Amerika

Slide 23 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
station Oss West
B
station Oss west
C
station oss west
D
Station oss west

Slide 25 - Quizvraag

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag.
  • januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november.
  • herfst, winter, lente, zomer

Slide 26 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 27 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
mei
C
maandag
D
zomer

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
adres
B
postcode
C
nederland
D
woonplaats

Slide 31 - Quizvraag

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 32 - Open vraag

Bedenk een woord
met een hoofdletter

Slide 33 - Woordweb

Leerdoel
Ik kan hoofdletters en komma's correct gebruiken.

Slide 34 - Tekstslide

Komma
 Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin, schrijf je een komma.

Voorbeeld:
  • Meneer De Vries, u bent aan de beurt.

Na een naam, aanhef of uitroep aan het einde van de zin, schrijf je een komma.

Voorbeeld:
  • Let jij ook op, Huib?
  • We zijn te laat, helaas.

Slide 35 - Tekstslide

De komma
De komma is een leesteken dat in een zin staat. De komma is een korte pauze in een zin. Je gebruikt een komma:

Slide 36 - Tekstslide

Komma
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 37 - Tekstslide

Komma
Voor 'en' en 'of' zet je meestal geen komma.

Ik hou van pasta, rijst en aardappelen.
Wil je thee of koffie?



Slide 38 - Tekstslide

Oefenen
Maak de opdrachten in Studyflow van LT2. Leestekens (2F).

Slide 39 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet schrijven.

Slide 40 - Tekstslide