Unité 2, le 23 octobre (pour Alyssa)
Unité 2
Classe 1 A, B et C
le 23 octobre
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Unité 2
Classe 1 A, B et C
le 23 octobre
Slide 1 - Tekstslide
Programme du 23-10
Petit test:
1 Voca Unité 2: Apprendre 1 + 22 avoir + être + cahier (oefeningen van toets)
3 Mondeling antwoorden op vragen met avoir en être
4 Compter de 1 à 20
5 Mijn/jouw/haar-zijn: hoe zit het?
timer
20:00
Slide 2 - Tekstslide
ÊTRE
je = ik je suis = ik ben
tu = jij tu es = jij bent
il = hij il est = hij is
elle = zij elle est = zij is
on = men on est = men is/wij zijn
nous = wij nous sommes = wij zijn
vous = u of jullie vous êtes = u bent/jullie zijn
ils = zij ils sont = zij zijn
elles = zij elles sont = zij zijn
Slide 3 - Tekstslide
AVOIR
je = ik J'ai = ik heb
tu = jij tu as = jij hebt
il = hij il a = hij heeft
elle = zij elle a = zij heeft
on = men on a = men heeft/wij hebben
nous = wij nous avons = wij hebben
vous = u of jullie vous avez = u hebt/jullie hebben
ils = zij ils ont = zij hebben
elles = zij elles ont = zij hebben
Slide 4 - Tekstslide
Exercice F
De middelbare school is op 10 minuten afstand
Le collège est à 10 minutes
Ik woon in Parijs
J'habite à Paris
(maar: j'habite dans un village)
Hoe heet je?
Comment tu t'appelles?
Ik hou van de stad
J'aime la ville
Ja, ik ben Frans
Oui, je suis français(e)
Het is een stad
C'est une ville
il y a / c'est / voici / voilà
Slide 5 - Tekstslide
Exercice G
Où est Nice?
Nice est près de la mer
Elle est près de la mer (La ville)
C'est près de la mer!!!
Comment est la France?
La France est un grand pays
Elle est un grand pays
C'est un grand pays!!!
Qui est Ousmane?
Il est l'ami de Romain
Tu aimes le foot aussi?
Non, j'aime le basket
Oui, j'aime le foot aussi
Tu habites dans un village ou une ville?
J'habite dans un village
Slide 6 - Tekstslide
Le petit test
17, 20, 5, 13
ik ben, jij hebt, u bent, men heeft, wij hebben, zij zijnmijn vader, jouw moeder, haar zoon
Het is een stad / Ik woon in een dorp / Hoe oud ben jij? / Ik houd van voetbal
de tweeling, de verjaardag, de zus, morgen, eten, gescheiden, getrouwd
Slide 7 - Tekstslide
Réponses du petit test
dix-sept, vingt, cinq, treize
je suis, tu as, vous êtes, on a, nous avons, ils/elles sontmon père, ta mère, son fils
C'est une ville / J'habite dans un village, ( j'habite à Veenwouden), Tu as quel âge? J' ai douze ans / J'aime le foot
les jumeaux, l'anniversaire, la soeur, demain, manger, divorcé, marié
Slide 8 - Tekstslide
Question:
Pourquoi?
Mon amie?
Ton école?
Son hôtel?
Son arbre?
https://www.youtube.com/watch?v=-QLWXMXeiUs
Slide 9 - Tekstslide
Wat leren we vandaag? 1
Tu as un jardin?/ Tu es une fille?
Tu as un frère? Tu as une soeur?
Tu as quel âge?
un, deux, trois, quatre, cinq, six, sept, huit, neuf, dix, onze,douze,
treize, quatorze, quinze, seize, dix-sept, dix-huit, dix-neuf, vingt
https://www.youtube.com/watch?v=UsEz58BblMY
https://www.youtube.com/watch?v=R5la_OIcor4
Slide 10 - Tekstslide
Wat leren we vandaag? 2
https://www.youtube.com/watch?v=V-EhBk89ceQ
mon/ma/mes = mijn
ton/ta/tes = jouw
son/sa/ses = zijn/haar
oefen. Grammaire II, 16B, 16C, 16D, 16E (Learnbeat Gramm II, A)
Parler + apprendre 4 + 6
Slide 11 - Tekstslide
Extra:
Bezittelijk vnw:
https://www.youtube.com/watch?v=-QLWXMXeiUs
Grammaire II: https://www.youtube.com/watch?v=V-EhBk89ceQ
Regarder et écouter (mon/ton/son) (les enfants....ép. 4)
