Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Blok 1
Mijn eigen omgeving
Slide 1 - Tekstslide
Les 1
vertellen wat inzoomen en uitzoomen is.
vertellen welke plaatsen bij je eigen omgeving horen.
zelf voorbeelden noemen van natuurlijke elementen en inrichtingselementen.
uitleggen wat het verschil is tussen een
natuurlandschap en een ingericht landschap.
Slide 2 - Tekstslide
Waar gaat dit blok over?
In je eigen omgeving ken je veel mensen en weet je de weg. Je eigen omgeving bepaalt voor een belangrijk deel wie je bent. Maar waar stopt je eigen omgeving precies?
Als je buiten je eigen omgeving komt, is een kaart erg handig. Je kunt op een kaart de weg vinden en ook zien hoe het
gebied er ongeveer uitziet.
Hoe werk je met kaarten?
Slide 3 - Tekstslide
Jouw omgeving
Slide 4 - Woordweb
‘Je hebt het gevoel dat je gewoon op de grond aan het werk bent. Tot je uit het raam kijkt en ziet dat je rond de aarde draait.’
Slide 5 - Tekstslide
Uitzoomen
Stel je voor dat jij ook een ruimtereis maakt. Gewoon, met een ruimteschip vanuit je eigen straat. Wat zie je dan als je naar beneden kijkt? Eerst zie je de huizen in je straat, dan de hele wijk, de hele stad, Nederland, Europa en zo verder.
Slide 6 - Tekstslide
Inzoomen
Omgekeerd zie je bij de landing van het ruimteschip een steeds kleiner gebied. Iets van steeds dichterbij bekijken, noem je inzoomen.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Kaart
Dingen groter maken op een kaart.
Welk begrip hoort hierbij?
A
inzoomen
B
uitzoomen
Slide 9 - Quizvraag
Als je van A naar B naar C naar D gaat ben je aan het ...
A
inzoomen
B
uitzoomen
Slide 10 - Quizvraag
Inrichtingselementen
Als je iemand de weg wijst, noem je bijvoorbeeld een straat, een kerk of een brug. Wegen en gebouwen noem je inrichtingselementen. Dat zijn vaste onderdelen van het landschap die door mensen zijn gemaakt.
Slide 11 - Tekstslide
Natuurlijke elementen
In je omgeving kom je misschien ook dingen tegen die níet door mensen zijn gemaakt. Bijvoorbeeld een rivier of een heuvel. Dat zijn natuurlijke elementen.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van een natuurlijk element?
A
Een kanaal
B
Een rivier
C
Een zwembad
D
Een zee
Slide 14 - Quizvraag
Ingericht landschap
Slide 15 - Tekstslide
Natuurlandschap
Slide 16 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een natuurlandschap en een ingericht landschap?
Slide 17 - Open vraag
Les 2
drie belangrijke dingen noemen, waarop je moet letten als je naar een kaart kijkt.
Vaardigheid: Correct werken met een atlas.
Slide 18 - Tekstslide
Kaarten
In Mundo gebruik je kaarten. Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied. Op een goede kaart staan:
Titel: Onderwerp van de kaart
Legenda: Wat alles betekent op de kaart (symbolen, kleuren)
Schaal: Die geeft aan hoeveel groter je de kaart
moet maken als je wilt weten hoe groot het gebied
in het echt is
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
De vaste onderdelen van een kaart zijn;
A
De wegen, de schaal en de steden
B
De legenda, titel en steden
C
topografie, themakaarten en legenda
D
een titel, legenda en schaal
Slide 21 - Quizvraag
Kaartvakken
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
In welk kaartvak ligt
Baber?
A
A1
B
B2
C
C4
D
E5
Slide 24 - Quizvraag
Zoeken in de atlas!
Uitleg over zoeken in de atlas - werkblad
Slide 25 - Tekstslide
Sleep de onderdelen uit de atlas naar de juiste naam
Bladwijzer
Inhoudsopgave
Landenregister
Slide 26 - Sleepvraag
Breedte en lengtecirkels
In Mundo gebruik je kaarten. Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied. Op een goede kaart staan:
Titel: Onderwerp van de kaart
Legenda: Wat alles betekent op de kaart (symbolen, kleuren)
Schaal: Die geeft aan hoeveel groter je de kaart moet maken als je wilt weten hoe groot het gebied in het echt is
Slide 27 - Tekstslide
Wat is een denkbeeldige lijn van de Noordpool naar de Zuidpool?
A
Meridiaan
B
Evenaar
C
Lengtecirkel
D
Breedtecirkel
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een denkbeeldige cirkel zoals de evenaar?
A
Meridiaan
B
Evenaar
C
Lengtecirkel
D
Breedtecirkel
Slide 29 - Quizvraag
Rekenen met schaal
De cijfers geven aan hoe groot de afstand op de kaart in het echt is.
Meet de schaalstok met je eigen liniaal.
Reken eerst uit hoeveel 1 cm op de kaart in werkelijkheid is.
Meet daarna de afstand op de kaart tussen de twee punten die je wilt weten.
Doe nu het aantal centimeters dat je hebt gemeten keer de