Begrijpend lezen 3 week 48

Hoe gedraag ik me als leerling tijdens de lessen Nederlands?

* Spullen op orde: opgeladen laptop,  boek en schrift mee.
*  Je houdt je aan de schoolregels.
* Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen of vragen, anders luister je.
* Je werkt stil als dat gevraagd wordt.
* Tijdens de lessen Nederlands houd je je bezig met alleen maar Nederlands.

Kies je ervoor om niets te doen, zorg dan dat niemand last van jou heeft.
Kies je toch ervoor ander gedrag te vertonen …
- 2 officiële waarschuwingen, de eerste is mondeling, de tweede is je naam op het bord,  3e keer mis = uitstuurformulier halen in de Time-out















1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe gedraag ik me als leerling tijdens de lessen Nederlands?

* Spullen op orde: opgeladen laptop,  boek en schrift mee.
*  Je houdt je aan de schoolregels.
* Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen of vragen, anders luister je.
* Je werkt stil als dat gevraagd wordt.
* Tijdens de lessen Nederlands houd je je bezig met alleen maar Nederlands.

Kies je ervoor om niets te doen, zorg dan dat niemand last van jou heeft.
Kies je toch ervoor ander gedrag te vertonen …
- 2 officiële waarschuwingen, de eerste is mondeling, de tweede is je naam op het bord,  3e keer mis = uitstuurformulier halen in de Time-out















Slide 1 - Tekstslide

Muurkrant beoordelen 
Naam: Piet
Is het onderwerp van de muurkrant goed te zien?
Heeft iedere deelonderwerp een titel?
Passen de plaatjes bij de onderwerpen?
Ziet de muurkrant er verzorgd uit?
Staan de onderwerpen in eigen woorden?
Zitten er geen spellingfouten in?
Zijn de hoofdletters, punten etc. goed gebruikt?
Staat er interessante informatie op de muurkrant?

De muurkrant krijgt als eindoordeel een:


Slide 2 - Tekstslide

Lezen 
- Leg je werkboek open op bladzijde 11, tijdens het lezen kom ik langs om het huiswerk te controleren. 

- Tijdens het lezen ben je stil.
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk nakijken (5 minuten)

- Herhaling vorige lessen en uitleg over het onderwerp (15 minuten)

- Zelfstandig werken (10 minuten)

- Kahoot

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
1 Wat betekenen de woorden? Maak de juiste combinaties.
hertrouwen opnieuw trouwen
kleurloos zonder kleur
onbetrouwbaar niet te vertrouwen
ontkomen wegkomen
smaakvol met veel smaak
studieadvies tips voor je opleidingskeuze
uitbouwen een gebouw of ruimte groter maken
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: smaakvol ↔ smakeloos

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 
1 A kleuters

Bij deze opgaven mocht jezelf kiezen welke stratgie 
2 meesterverteller A delen van het woord
erbuiten B bekend woorddeel 
boordevol C bekend woorddeel 
kartonboek A delen van het woord
allerkleinsten B voorvoegsel

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2 
3 grote (olifant) ↔ kleine (muis)
overdag ↔ ’s nachts
binnen ↔ erbuiten

4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
warm ↔ koud
dik ↔ dun
hard ↔ zacht

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3
1 Donkey Kong-spelletje
2 prijzig / duur / met veel waarde
3 Bekend achtervoegsel
4 Spelletje (handheld) met een of twee LCD-schermpjes en een paar knoppen, waar maar één spel op gespeeld kon worden.
5 niet
6 gok

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3 
7 B onlangs
8 pas geleden / net gebeurd
9 Een spelcassette uit 1985 van Nintendo's klassieke videospel Super Mario Bros werd voor een recordbedrag van 2 miljoen dollar verkocht.
10 Super Mario Bros

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3 
11 voorloper = voorganger
uitgegeven = uitgebracht
warenhuis = winkel met allemaal verschillende spullen
spelcassette = cassette (schijfje) waar een spel op staat
recordbedrag = heel hoog bedrag
12 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nee, ik zou voor dat geld een huis kopen.
13 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nee, want ik speel alleen op de iPad en daar heb je geen fysiek spelletje dat je kunt kopen, alles is online.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4 
1 niet bijzonder ↔ uniek
2 maar
3 onthouden = in je geheugen houden / herinneren / weten
4 onder - grond
5 20 ton afval

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4
6 De pluchen rat.
7 De buurt liep daardoor onder water.
8 De rat was jaren geleden echter weggespoeld tijdens een hevige regenbui.
9 Eigen antwoord bijvoorbeeld: Nee, want bij ons zijn de buizen van de riolering niet zo groot. Of wij vieren niet zo uitgebreid Halloween.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 5 
1 maar
2 stilstaan rennen
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Niet te hard werken of altijd maar blijven doorgaan, maar af en toe rust nemen om in balans te blijven.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 5 
4 altijd
5 niet te breken
6 voor altijd verbonden
7 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Tekst 4, want mijn moeder is altijd maar bezig en neemt nooit even rust. Of: Tekst 5, want je moeder blijft altijd je moeder.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 6 
1 D kleuren bij dieren
2 heel erg
3 Ze kunnen zichzelf van kleur veranderen.
4 groter worden en kleiner worden
5 met veel kleur
6 A hoofd

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 6 
7 B Ja en nee, de veren hebben niet veel kleur, maar reflecteren kleuren uit het zonlicht.
8 te zien
9 soortgenoten (al.1) leden van dezelfde groep
schutkleur (al. 2) kleur die niet opvalt in je omgeving
kleurstof (al. 3) stof die kleur geeft
achterwerk (al. 4) kont
rechtstreeks (al. 5) direct
weerkaatsen (al. 5) reflecteren


Slide 16 - Tekstslide


Welke 5 strategieën heb je geleerd om achter de betekenis te komen van onbekende woorden?

Slide 17 - Tekstslide

Alle 5 de strategieën op een rij: 

1. Een synoniem zoeken:  stoep - trottoir.
2. Een omschrijving zoeken: hardnekkig -  ze houdt vast aan wat ze gezegd heeft.
3. Een voorbeeld zoeken: tekengerei - potloden, wasco en stiften. 
4. Ik zoek een tegenstelling (boven- onder).
5. Ik zoek een bekend woorddeel. 

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoel


Je leert de kernzin van een alinea bepalen.

Slide 19 - Tekstslide

Alinea’s en kernzinnen
Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan. In een tekst over vakanties kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over wandelvakanties, kampeervakanties of verre reizen.

Slide 20 - Tekstslide

Zo herken je alinea’s
* Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  

* Zinnen die samen één alinea vormen, beginnen niet op een nieuwe regel.

* Soms begint de eerste regel van een alinea met een stukje wit. Dat noem je 
   inspringen.

* Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel overgeslagen (witregel).


Slide 21 - Tekstslide

De kernzin


De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin. Vaak is dat de eerste, tweede of laatste zin van de alinea. In de zinnen voor of na de kernzin staat een voorbeeld of een verdere uitleg. In het voorbeeld hierna is de eerste zin de kernzin.

Slide 22 - Tekstslide

De kernzin
Bijvoorbeeld:
Het programma voor Bevrijdingsdag in Amersfoort is bekend. Het begint ’s morgens bij het stadhuis met het hijsen van de vlag door de burgemeester. Daarna zijn er op verschillende tijden en plekken in de stad feesten. Voor de jonge kinderen is er een poppenspeler en een goochelaar. Voor de jongeren is er later op de dag een muziekfeest met bekende artiesten. Het feest wordt afgesloten met een knallend vuurwerk.

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag! 
- We maken eerst opdracht 5 samen. 

- Maak bladzijde 16 t/m 21: opdracht 1 t/m 8 
(vraag 6 hoef je niet te maken) Wat je niet af hebt, dat wordt huiswerk. 

- Klaar? Maak herhaling leerjaar 1 online af, nog even lezen of een puzzel maken achterin je werkboek. 


timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide


Kahoot?

Slide 25 - Tekstslide