H2 NN 1-KGT Taalverzorging 1 Grammatica PV

H2 Taalverzorging 1 Grammatica
De persoonsvorm in een zin
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 Taalverzorging 1 Grammatica
De persoonsvorm in een zin

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je leer de persoonsvorm van een zin vinden. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
In elke zin staan 1 of meer werkwoorden. 
Een van die werkwoorden is de persoonsvorm
We korten de persoonsvorm af met PV.

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm vinden
Manier 1: de vraagproef
Manier 2: de tijdproef
Er is ook een derde manier, maar daar besteden we in deze les nog geen aandacht aan. 

Slide 4 - Tekstslide

manier 1: de vraagproef
Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden. Voorbeeld:
- Boris en Erlijn gaan elke vrijdag naar basketbal. 
- Gaan Boris en Erlijn elke vrijdag naar basketbal?
Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

voorbeelden vraagproef
- Roxy belt jou vanavond. 
- Belt Roxy jou vanavond?
* Belt staat vooraan = persoonsvorm
- Onze hond luistert alleen naar de commando's.
- Luistert onze hond alleen naar de commando's?
* Luistert staat vooraan = persoonsvorm

Slide 6 - Tekstslide

manier 2: de tijdproef
Zet de zin in een andere tijd: maak van een zin in tegenwoordige tijd de verledentijd óf maak van een zin in verledentijd de tegenwoordige tijd.   

Slide 7 - Tekstslide

manier 2: de tijdproef
De volgende zin staat in de tegenwoordige tijd (t.t.):
- Jay wordt met de auto naar de bioscoop gebracht.
- Jay werd met de auto naar de bioscoop gebracht. 
* het werkwoord 'wordt' veranderde. Dit is dus de PV.
* Let op: werd is dus niet de PV, maar wordt!

Slide 8 - Tekstslide

voorbeelden tijdproef
- Roxy belt jou vanavond. (t.t.)
- Roxy belde jou vanavond. (v.t.)
* Belt is van tijd veranderd, dus dit is de persoonsvorm


Slide 9 - Tekstslide

voorbeelden tijdproef
- Onze hond luisterde alleen naar de commando's. (v.t.)
- Onze hond luistert alleen naar de commando's. (t.t.)
* Luisterde veranderde van tijd, dus dit is de  persoonsvorm

Slide 10 - Tekstslide

Samengevat
Een zin heeft 1 of meer werkwoorden. Eén van de werkwoorden is de persoonsvorm. De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin en zegt iets over wat het onderwerp doet/deed/heeft gedaan. 

Slide 11 - Tekstslide

Samengevat
Als je de persoonsvorm zoekt, kun je dat op 2 manieren doen: je gebruikt de vraagproef of de tijdproef. Je zet de zin om in een vraag. De persoonsvorm is het werkwoord wat vooraan in de zin staan. Je kunt de zin ook van tijd veranderen. Een zin in de tegenwoordige tijd maak je verledentijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.  

Slide 12 - Tekstslide

Let op
We gebruiken liever de tijdproef en niet de vraagproef. Met de vraagproef kun je namelijk fouten maken. Kijk maar eens:
- Jij gaat elke vrijdag naar basketbal.
- Ga jij elke vrijdag naar basketbal? (vraagproef)
* Ga staat vooraan, maar gaat is de PV. 

Slide 13 - Tekstslide

Let op
Ook kunnen zinnen al in een vraagvorm staan. 
Dan kun je vraagproef niet toepassen. 

Slide 14 - Tekstslide

Let op
Tot slot hebben we ook zinnen met meer persoonsvormen. Dit zijn samengestelde zinnen. Met de vraagproef vind je dan maar 1 persoonsvorm. 
Kijk maar eens mee:

Slide 15 - Tekstslide

Let op
- Ik ga naar de tandarts, omdat ik kiespijn heb. 
- PV = ga en PV = heb
- Ga ik naar de tandarts, omdat ik kiespijn heb?
*Alleen ga wordt zichtbaar als PV in deze vraagzin. Maar, 'heb' is ook een PV in deze zin en dat wordt nu niet duidelijk.   

Slide 16 - Tekstslide

Tijdproef oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je de 'tijdproef'?

Slide 18 - Open vraag

Hoe moet je de tijdproef uitvoeren?

Slide 19 - Open vraag

Doe de tijdproef bij de onderstaande zin:
tijdproef = zin in een andere tijd zetten.

Roxanne drinkt een glas karnemelk.

Slide 20 - Open vraag

Pas de tijdproef toe en noteer de PV:
Hij gaat vast een wereldrecord rijden!

Slide 21 - Open vraag

Pas de tijdproef toe. Verander deze zin van tijd en noteer de PV:
Ik snap het nu.

Slide 22 - Open vraag

Gebruik de tijdproef én noteer de persoonsvorm:

Na de wandeling dronken wij chocolademelk.

Slide 23 - Open vraag

Voer de tijdproef uit bij de onderstaande zin. Noteer ook de persoonsvorm:
De buurman is niet thuis.

Slide 24 - Open vraag

Doe de tijdproef en noteer de PV:
Die aardige docent geeft ons nooit een onvoldoende.

Slide 25 - Open vraag

Pas de tijdproef toe in deze zin. Noteer ook de PV:

Mieke moet haar werk afmaken.

Slide 26 - Open vraag

Pas de tijdproef toe en noteer de PV:
We gingen rennen op het sportveld.

Slide 27 - Open vraag

Pas de tijdproef toe en noteer de PV:
Zonder mij vindt niemand het gezellig.

Slide 28 - Open vraag

Doe de tijdproef en noteer de PV:
Het paard springt over de hindernis.

Slide 29 - Open vraag

Pas de tijdproef toe en noteer de PV:
Jullie hebben vandaag je huiswerk gemaakt.

Slide 30 - Open vraag

Marla wandelt niet graag naar school.
(pas de tijdproef toe!)

Slide 31 - Open vraag

Doe de tijdproef. Wat wordt de PV dan in de zin:

'Dat is maar net goed gegaan.'

Slide 32 - Open vraag

Voor de tijdproef uit bij de onderstaande zin:

De buurman is iedere maandag niet thuis.

Slide 33 - Open vraag

Voor de tijdproef uit bij de onderstaande zin:

De les geschiedenis was ontzettend leuk.

Slide 34 - Open vraag

Vraagproef oefenen

Slide 35 - Tekstslide

Leg uit wat je vraagproef is.
Leg ook uit hoe je de vraagproef toepast.

Slide 36 - Open vraag

Jens heeft altijd een rommelige kamer.

(pas de vraagproef toe!)

Slide 37 - Open vraag

Doe de vraagproef:
Die aardige docent geeft ons nooit een onvoldoende.

Slide 38 - Open vraag

Je levert het werkstuk op tijd in.
(pas de vraagproef toe!)

Slide 39 - Open vraag

Welke twee manieren heb je geleerd om de persoonsvorm te vinden?
Welke proef heeft de voorkeur?

Slide 40 - Open vraag

Waarom gebruiken we de vraagproef liever niet? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk!
A
Als de zin al vragend is, komt de pv niet vooraan te staan.
B
Als je de zin vragend maakt, verander je de functie van de persoonsvorm.
C
Als er meer persoonsvormen in de zin staan, vind je er toch maar één.
D
Je verandert de PV, wanneer je een zin met 'je' als onderwerp hebt.

Slide 41 - Quizvraag

Maken in het lesboek
Blz. 54-55
Maak de startopdracht. Noteer de puzzel in je schrift.
Maak daarna opdracht 1-2-4-6
Snel klaar? Maak dan ook opdracht 5

Slide 42 - Tekstslide

Leren voor de toets
- Je kan de persoonsvorm van een korte zin vinden. 
- Je weet wat de tijdproef is.
- Je weet de tijdproef toe te passen en de PV aan te wijzen.
- Je weet wat de vraagproef is.
- Je weet de vraagproef toe te passen en de PV aan te wijzen. 
- Je kan uitleggen waarom we liever niet de vraagproef gebruiken om de PV te zoeken. 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide