4V Periodo 3 (24-25)

ESPAÑOL
4 VWO


Periodo 3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ESPAÑOL
4 VWO


Periodo 3

Slide 1 - Tekstslide


  • Opstart P3
  • Stencil uitdelen + bespreken
  • Trappen van vergelijking

Semana 3
24 feb - 28 feb

Slide 2 - Tekstslide

PRUEBAS PERIODO 1
PRUEBAS:

  • Week 6 (18 maart):     Voca-toets 3/4 (N-S)
  • Toetsweek 3:                EDT schrijfvaardigheid (informele brief)

Slide 3 - Tekstslide

  • Je krijgt een stencil uitgedeeld met de voorzetsels en structuurwoorden. Deze ga je naast je werkwoordenstencil leren voor periode 3 en 4. Van de structuurwoorden leer je in periode 3 alleen t/m blokje 5. 
Stencil voorzetsels + structuurwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

  • De vergrotende trap
  • De vergelijkende trap
  • De overtreffende trap
  • De absoluut overtreffende trap
Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

Bedenk met alle trappen één zin in het NL en schrijf deze op. 

  1. De vergrotende trap 
  2. De vergelijkende trap 
  3. De overtreffende trap 
  4. De absoluut overtreffende trap
Trappen van vergelijking

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden:

  1. De vergrotende trap (de broek kost meer dan de trui)
  2. De vergelijkende trap (de broek kost evenveel als de trui)
  3. De overtreffende trap (de broek is het duurst)
  4. De absoluut overtreffende trap (de broek is het allerduurst)
Trappen van vergelijking

Slide 8 - Tekstslide

1. De vergrotende/verkleinende trap
más ... que (meer dan
menos ... que (minder dan
Waar? vóór het bijvoeglijk naamwoord.
Ejemplos
- Mi casa es más grande que tu casa.
- Su libro es menos interesante que mi libro. 
vergrotende trap
verkleinende trap

Slide 9 - Tekstslide

¡Importante!
1. De vergrotende/verkleinende trap
De volgende bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig in de vergrotende trap:

beter = mejor 
slechter = peor
groter (leeftijd) = mayor
kleiner (leeftijd) = menor 

Voorbeeld:
Mi hermano es mejor que yo en matemáticas. (Mijn broer is beter dan ik in wiskunde)

Slide 10 - Tekstslide

2. De vergelijkende trap
                         vul in...                                   | Mijn huis is even mooi als jouw huis.
 TAN (net zo) + bijvoeglijk naamwoord + COMO
Werkwoord + TANTO COMO
TANTO/A/OS/AS + zelfstandig naamwoord + COMO
                          vul in...                                  | Ik werk net zoveel als jij.
                        vul in...                                     | Ik heb niet zoveel geld als jij

Slide 11 - Tekstslide

2. De vergelijkende trap
Mi casa es tan bonita como tu casa. | Mijn huis is even mooi als jouw huis.
 TAN (net zo) + bijvoeglijk naamwoord + COMO
Werkwoord + TANTO COMO
TANTO/A/OS/AS + zelfstandig naamwoord + COMO
Trabajo tanto como tú.                          | Ik werk net zoveel als jij.
No tengo tanto dinero como tú.        | Ik heb niet zoveel geld als jij

Slide 12 - Tekstslide

3. De overtreffende trap
* zelfstandig nw mag weg worden gelaten als duidelijk is waar het op slaat.


 EL / LA / LOS / LAS (+ zelfstandig nw*) + MÁS + bijvoeglijk nw
Anita es guapa. Luisa es guapa. Pero Susana es muy guapa. Dus: 
Susana es la (chica) más guapa. (het knapste meisje)
Uitzonderingen!
de beste = el/la mejor       
de slechtste = el/la peor     
de grootste (leeftijd) = el/la mayor   
de kleinste (leeftijd) = el/la menor 

Slide 13 - Tekstslide

4. De absoluut overtreffende trap
De overtreffende trap maak je met de woorden ísimo(s) / ísima(s)
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op ísimo drukken een zeer hoge graad van een eigenschap uit, zonder dat er een verwijzing naar of een vergelijking met een andere zaak wordt gemaakt. Deze vorm komt overeen met het Nederlandse zeer, uiterst, heel erg of een andere versterking. 
Bijvoeglijke naamwoorden die al een sterke eigenschap uitdrukken, zoals enorme, fantástico en excelente, kunnen niet met muy of met –ísimo worden versterkt. In plaats hiervan kan realmente worden gebruikt. 

Slide 14 - Tekstslide

4. De absoluut overtreffende trap
Voorbeelden:
Frank me regaló un vino muy bueno = un vino buenísimo.
Adriana es una chica muy guapa = una chica guapísima.
Eduardo tiene amigos muy simpáticos = amigos simpatiquísimos.
Estas tareas son muy fáciles = tareas facilísimas.


El concierto fue muy fantástico / fantastiquísimo 🡺 El concierto fue realmente fantástico

Slide 15 - Tekstslide

Comparaciones 

Slide 16 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Jouw auto is net zo mooi als de mijne.
A
tanto bonito que
B
tan bonito que
C
tan bonito como
D
tanto bonito como

Slide 17 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Jouw cijfer is beter dan mijn cijfer
A
más buena que
B
mejor que
C
peor que
D
mucho bueno que

Slide 18 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Amsterdam is kleiner dan Barcelona.
A
más pequeña que
B
menos pequeña que
C
más grande que
D
menos grande que

Slide 19 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Een koffie is net zo duur als een thee.
A
tanto caro como
B
menos caro como
C
más caro que
D
tan caro como

Slide 20 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Een fiets is minder snel dan een motor.
A
menos rápida que
B
más rápida que
C
menos rápida como
D
tan rápida como

Slide 21 - Quizvraag

Ejercicio 1: Vergrotende trap. Vul in: más / menos + que.

1. Los españoles beben ………. cerveza ………. los alemanes.
2. Los albergues son ………. baratos ………. los hoteles.
3. Un refresco cuesta ………. ………. un vino.
4. Holanda tiene ………. ………. 10 millones de habitantes.
5. En Holanda se usa ………. la bicicleta ………. en Grecia.
6. El hotel Amstel es ………… grande que el hotel en Uithoorn.
7. Por la mala situación económica los trabajadores cobran ………. ……. el año 
    pasado. 
8. Mi hermano trabaja muy duro. Trabaja ………. ………. 8 horas al día. 

Ejercicio vergrotende trap

Slide 22 - Tekstslide

Ejercicio 2: Vergelijkende trap. Vul in: tan/ tanto / tanta / tantos / tantas + como.
1. Un BMW no es ……………….. caro ……………….. un Rolls-Roys.
2. Mis hijos comen ……………….. pescado ……………….. yo.
3. Yo no tengo ……………….. libros ……………….. mi padre. 
4. ¿Eres ……………….. simpático ……………….. tu hermano?
5. Los españoles no comen ……………….. queso ……………… como los franceses.
6. Yo no compro ……………….. ……………….. tú.
7. Tus zapatos son ……………….. viejos ……………… los míos.
8. Yo no puedo correr ……………….. rápido ……………….. una atleta.
9. Ella no lee ……………….. ………………. sus compañeros de clase.

Ejercicio vergelijkende trap

Slide 23 - Tekstslide

Ejercicio 3: Overtreffende trap. Formuleer de zinnen op grond van de gegevens.

1. Luisa es alta. Pepita es alta. Karin es muy alta.

2. El cuaderno es gordo. El libro es gordo. El diccionario es muy gordo.

3. Emilio tiene 3 años. Gabriela tiene 10 años. Paco tiene 15 años.

4. Un gato es pequeño. Una mosca es pequeña. Una hormiga es muy pequeña.

5. Los coches son rápidos. Los trenes son rápidos. Los aviones son muy rápidos.


Ejercicio overtreffende trap

Slide 24 - Tekstslide

Ejercicio 4: De absolute overtreffende trap. Vul in:

1. una fiesta muy divertida = …………………………………………………………
2. una casa muy grande = …………………………………………………………...
3. un ejercicio muy fácil = …………………………………………………………….
4. unas notas excelentes = …………………………………………………………..
5. unas tiendas baratas = …………………………………………………………….

Ejercicio absoluut overtreffende trap

Slide 25 - Tekstslide

Ejercicio 5. Vul in: COMO of QUE.

1. París es más grande …………… Ámsterdam.
2. Mis hijos no van al cine tanto …………… los tuyos.
3. Tú comes tanto ………….... yo.
4. Trabajar es mejor ………………… estar en casa.
5. Ver la tele es más relajante ……………. estudiar.
6. Tu habitación es un poco más grande …………… la mía. 
7. A mí no me gusta Shakira tanto ……………….. ella. 


Ejercicio como/que

Slide 26 - Tekstslide

APRENDER(leren): 
-Palabras 1-75: Unidad 4: Lugares op blz. 133 (NL-SP) of oefen met de woordenlijst van Unidad 4 op Quizlet.

 PRACTICAR Y TERMINAR(oefenen en afmaken): 
-PowerPoint-opdrachten van Trappen van Vergelijking (dia 22 t/m 26) in jouw Spaanse schrift. 

 ¿OBJETIVO? (doel?) 
-Je oefent met Trappen van Vergelijking in het Spaans. 
-Je maakt kennis met de nieuwe voca van hfd 4.
LOS DEBERES (het huiswerk)

Slide 27 - Tekstslide