6.3 Mensen in het kustgebied

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve zeespiegelstijging?
1 / 53
volgende
Slide 1: Open vraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve zeespiegelstijging?

Slide 1 - Open vraag

In welke periode warmde het klimaat op?
A
Pleistoceen
B
Holoceen

Slide 2 - Quizvraag

In wat voor een gebied ontstaat veen?
A
zandgrond
B
kleigrond
C
moeras
D
zoutvlakte

Slide 3 - Quizvraag

Sleep het begrip naar de juiste definitie!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten.
De combinatie van stijgen van zee + effect van bodemdaling.
Periode waarin de invloed van de zee toeneemt.
veen
transgressie
relatieve zeespiegelstijging

Slide 4 - Sleepvraag

Op de afbeelding is transgressie te zien tussen afbeelding B en C.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een periode waarin de invloed van de zee toeneemt noemen we?
A
regressie
B
transgressie

Slide 6 - Quizvraag

Welk materialen werd er tijdens het Weichselien neergelegd?
A
dekzand
B
löss
C
veen
D
klei

Slide 7 - Quizvraag

Noem minimaal 1 reden waarom Nederland te maken heeft met bodemdaling

Slide 8 - Open vraag

Noem een maatregel die we hebben genomen om ons te beschermen tegen de zee.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling ontstaan zeekleigebieden

Slide 11 - Tekstslide

Kwelders
transgressie - kustlijn schuift landinwaarts
regressie - kustlijn schuift zeewaarts

  1. Hoogste zeeniveau: waterpeil is stabiel
  2. Slib zakt naar beneden
  3. Eb: slib blijft achter
  4. Grond komt hoger te liggen
  5. Gebied overstroomt zelden meer
  6. Gebied raakt begroeid = kwelder

Slide 12 - Tekstslide

Zeekleilandschap
500 v.c - wonen op terpen
1000 n.c. - wonen achter dijken
eerst defensief, later offensief
inpoldering kwelders.



Voormalige zeedijk
Terpdorp

Slide 13 - Tekstslide

Veenlandschap
1000 n.c. wonen in het veen.

- woningen langs weg, kanaal, dijk, 
   riviertje = ontginningsbasis
- brede waterloop op 1 km afstand 
   van basis = wetering
- slootjes graven in lengterichting

Ontginningsbasis
Wetering
Slootjes voor afwatering

Slide 14 - Tekstslide

Veenlandschap
- eerst akkerbouw
- later veeteelt (te nat voor akkerbouw)
~ inklinking door ontwatering
~ veenoxidatie door ontwatering

Ook gebruikt voor turfwinning
-afgegraven watergangen/petgaten
- droogplekken/legakkers voor veen 

Legakkers sloegen weg bij stormen, zo ontstonden plassen/meren.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Droogmakerij
Sinds de 16e eeuw droogleggen van plassen, meren en stukken zee.

  1. Aanleggen ringdijk met vaart.
  2. Droogpompen omdijkt gebied.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Het terugtrekken van de zeespiegel
A
transgressie
B
regressie
C
agressie
D
decompressie

Slide 19 - Quizvraag

2 redenen voor transgressie
A
stijging zeespiegel + minder verdamping
B
stijging zeespiegel + bodemdaling
C
minder verdamping+ bodemdaling

Slide 20 - Quizvraag

1e veenvorming
(zwart in tekening)
A
Hollandveen
B
Brabantveen
C
Basisveen
D
Grondveen

Slide 21 - Quizvraag

Verlanding
1
2
3
4
Minder invloed zout water
natuurolijke omgeving wordt zoeter
Open water groeit dicht door plantengroei
Veenontwikkeling door niet vergane plantenresten

Slide 22 - Sleepvraag

Duizenden jaren bepaalden de natuurkrachten ijs, water en wind het landschap in het kustgebied. Pas na 800 n. Chr. nam de invloed van mensen toe. Ze bouwden dijken, legden meren droog en ontgonnen veenmoerassen.

Wat willen we weten:
Wat is de invloed van mensen op de vorming van het landschap in het kustgebied?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Hoe ziet het landschap er uit als de zee zand en klei gaat sedimenteren en het gebied gaat verlanden?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Welke drie soorten polders zijn juist?
A
zeepolder veenpolder waddenpolder
B
zoutzeepolder veenpolder droogmakerij
C
droogmakerij veenpolder zeepolder
D
veenpolder zoetzeepolder droogmakerij

Slide 39 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Veenpolders zakken nog steeds in en worden steeds lager.
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quizvraag

droogmakerij
veenpolder
zeepolder

Slide 41 - Sleepvraag

zeepolder
veenpolder
droogmakerij
het is de bekendste polder. het zijn meren of stukken zee die droog staan.
ze liggen in het westen van Nederland en zijn ontstaan doordat boeren de moerassen geschikt maakte voor de landbouw
Door sedimentatie van zand en klei wordt het land voor de kust in de Waddenzee en Zeeland steeds hoger. ligt ongeveer op zeeniveau

Slide 42 - Sleepvraag

Hoe noem je het proces van bodemdaling in veenpolders?
A
inwinning
B
inwendig
C
instening
D
inklinking

Slide 43 - Quizvraag


A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Droogmakerij

Slide 44 - Quizvraag

A
B
C
D
Droogmakerij
Veenpolder
Zeepolder
IJsselmeerpolder

Slide 45 - Sleepvraag

Wat voor polder zie je op de afbeelding?
A
droogmakerij
B
zeepolder
C
veenpolder

Slide 46 - Quizvraag

Wat voor polder zie je op de afbeelding?
A
droogmakerij
B
zeepolder
C
veenpolder

Slide 47 - Quizvraag

Hoe noemen we deze polder?
A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Droogmakerij

Slide 48 - Quizvraag

Welke polder is het diepste?
A
zeepolder
B
droogmakerij
C
veenpolder

Slide 49 - Quizvraag

Kennen en kunnen:
  • Hoe kwelders zijn gevormd
  • Het ontstaan en de kernmerken van een zeekleipolder
  • Het ontstaan en de kenmerken van veenontginningen
  • Waarom het gebruik van veengrond is veranderd
  • Het ontstaan en de kenmerken van een droogmakerij

Slide 50 - Tekstslide

Begrippen I
Transgressie:       Periode waarin de invloed van de zee toeneemt.
Regressie:           Periode waarin de invloed van de zee afneemt.
Jonge klei:           Zeeklei die is afgezet in gebieden die sinds ongeveer het jaar 500 v. Chr. door de zee zijn overstroomd.
Getij:                    De dagelijkse beweging van opkomend water (vloed) en afgaand water (eb).
Slib:                      Afzetting op de bodem van in water aanwezige vaste deeltjes.
Kwelder:               Een begroeid stuk land dat direct aan zee grenst en alleen bij hoge vloed overstroomt.
Terpen:                 Kunstmatige heuvel die door de bewoners zelf is opgeworpen met grond en afval.
Polder:                 Gebied waar de waterstand kunstmatig wordt beheerd.
Zeekleipolder:      Polder die is ontstaan door het bedijken van een kwelder.
Verkaveling:         De manier waarop land in stukken is verdeeld.
Kwelderwerken:   Menselijke ingrepen in kwelders om landaangroei te stimuleren.
Sedimentatie:       Afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind en ijs.

Slide 51 - Tekstslide

Begrippen II
Veen:                      Grondsoort die bestaat uit vergane plantenresten.
Veenontginningen: Ontgonnen veenlandschap met een strokenverkaveling.
Inklinking:               Het inzakken van een klei- of veenbodem door ontwatering.
Veenoxidatie:         Het verteren van plantenresten door de aanwezigheid van zuurstof in ontwaterd veen.
Droogmakerijen:    Meren, plassen en delen van de zee die zijn drooggelegd.
Oude zeeklei:         Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen.

Slide 52 - Tekstslide

Eerste duinen
(grijze bulten)
A
Oude duinen
B
Jonge duinen
C
Nieuwe duinen
D
Basisduinen

Slide 53 - Quizvraag