QUIZ

QUIZ
Taal en rapporteren
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieBeroepsopleiding

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

QUIZ
Taal en rapporteren

Slide 1 - Tekstslide

Je beschrijft een gezinssituatie. Welke beschrijving is het meest objectief?
A
Het gezin leeft in een chaotische, onhygiënische omgeving.
B
Het huis is een puinhoop, ze kunnen zo niet voor de kinderen zorgen.
C
In de woonkamer staan 3 volle vuilniszakken en ligt eten op de grond.
D
Het lijkt wel de familie Flodder

Slide 2 - Quizvraag

Wat is beter als je rapporteert, lange of korte zinnen?
A
Lange zinnen, want die bevatten meer informatie
B
Korte, want die zijn vaak leesbaarder en duidelijker

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste als je rapporteert?
A
Dat precies duidelijk is welke activiteiten een cliënt die dag gedaan heeft
B
Dat je een beeld geeft van de stemming van de cliënt, zijn gedrag, sociale interacties, hoe het met zijn doelen ging en eventuele andere opvallendheden.
C
Dat je opschrijft met wie de cliënt in aanraking is geweest
D
Dat je een mooi beeld schetst van alle leuke activiteiten bij ACB

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de meest concrete beschrijving?
A
"Je zat er top in vandaag!"
B
"Je dag ging wel mwah."
C
"Gemiddeld dagje. Je deed je ding."
D
"Je keek niet blij toen je binnenkwam vanmorgen, maar gedurende de dag zagen we je vaker lachen. Je vond het spelletje met een andere deelnemer leuk, zei je."

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de meest concrete beschrijving?
A
Je was druk, iedereen had last van jouw onrust.
B
Je praatte luider dan normaal en liep veel heen en weer; andere deelnemers gaven bij de begeleiding aan dat ze last van je stemgeluid hadden.
C
Je was hyperactief en beïnvloedde de stemming in de groep
D
Je vertoonde een hoop onrust, dit had effect op andere clienten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is mis met deze omschrijving:
"Je was druk, iedereen had last van jouw onrust."
A
'druk' is niet heel specifiek
B
Je kan niet voor 'iedereen' spreken
C
'onrust' is niet specifiek
D
A, B en C alledrie

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt?
A
Interpretaties mogen NOOIT in rapportages voorkomen
B
Interpretaties mogen, zolang duidelijk is dat het om een interpretatie gaat

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is rapporteren belangrijk?
A
Omdat je daarmee kennis deelt met je collega's
B
Omdat je dan kan zien welke ontwikkeling een cliënt doormaakt
C
Omdat je je moet kunnen verantwoorden voor hoe je handelt
D
A, B en C kloppen alle 3.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is rapportage NOG MEER belangrijk?
A
Het motiveert medewerkers om goed op de stemming en het gedrag van de cliënt te letten tijdens de dag, en alert te zijn op veranderingen
B
Je kan samen met de client reflecteren op zijn/haar gedrag die dag
C
A en B kloppen
D
Het laat aan je leidinggevende zien hoe hard je je best doet

Slide 10 - Quizvraag

"Je liep te klieren"
Wat is hier mis mee?
A
Het is niet specifiek genoeg: wat deed de cliënt precies?
B
Het is geen respectvol taalgebruik
C
Het is subjectieve beschrijving, want 'klieren' is een oordeel/interpretatie.
D
A, B en C kloppen

Slide 11 - Quizvraag

ACB rapportage
Nu volgen stukjes rapportage uit Zilliz. 
Ze zijn random geselecteerd en geanonimiseerd.

Slide 12 - Tekstslide

"Je bent in de crea aan je bloemenschilderijtje gegaan en in de middag ben je in de studie aan je houtwerkje gegaan en je liet even foto's hiervan zien want je was er trots op."

Wat is GOED aan deze rapportage?
A
Het laat een actieve inzet zien van de cliënt tijdens de dag, en brengt zijn/haar gevoel van trots duidelijk over op de lezer.
B
Het is een mooie illustratie van alle toffe dingen die er bij ACB te doen zijn. Leuk voor ouders om te lezen!
C
Het maakt duidelijk hoe ontzettend creatief deze client is.
D
Je kan eruit afleiden dat deze cliënt het liefst bloemen schildert.

Slide 13 - Quizvraag

"Je bent in de crea aan je bloemenschilderijtje gegaan en in de middag ben je in de studie aan je houtwerkje gegaan en je liet even foto's hiervan zien want je was er trots op."

Wat is er op deze zin aan te merken?
A
Het gaat vooral over activiteiten, en te weinig over gedrag, interactie, etc
B
De zin is erg lang en daardoor lastiger leesbaar
C
Er ontbreken komma's
D
A, B en C

Slide 14 - Quizvraag

"Vanmorgen was je nog erg moe. je hebt wel meegedaan aan het openingsgesprek over Geld zaken. Hoe geld gemaakt wordt en vernietigd en hoe er wordt gehandeld als er een vals briefje in omloop is."

Welk gedeelte kun je weglaten?
A
Het eerste stuk. Dat stuk over geld en valse briefjes is namelijk heel interessant en leerzaam!
B
Het tweede stuk ("Hoe ... in omloop is"). In het eerste staat hoe de cliënt ondanks dat ze moe was, actief mee heeft gedaan. En dat is relevant.
C
Niks, het is allemaal even belangrijk.
D
Je kan alles wel weglaten!

Slide 15 - Quizvraag

"Vanmorgen was je nog erg moe. Je hebt wel meegedaan aan het openingsgesprek over Geld zaken."

Wat kan er specifieker?


A
Wat precies is besproken tijdens het gesprek over geldzaken. Is Bitcoin bijvoorbeeld ook besproken?
B
Hoe je weet dat de cliënt moe was: zei hij/zij dat tegen jou (of tegen iemand anders)? Of zag je het aan hem/haar? Of gaven ouders het door?
C
Hoeveel deelnemers er verder waren en wat ze aanhadden die dag
D
Wie het gesprek leidde, en waar en hoe laat het plaatsvond

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GOED aan deze rapportage:

"Je heb vandaag wiskunde gemaakt, 2 opdrachten kwam je niet uit, maar dit legde je voor aan de begeleiding. Na de pauze heb je spelletje gespeeld."
A
Het laat zien wat voor geweldige begeleiders er bij ACB werken, ze kunnen zelfs helpen bij wiskunde!
B
Het laat zien dat deze deelnemer goed om hulp kon vragen, en goed doorzette.
C
Tja, eigenlijk zijn A en B beiden wel waar ;-)

Slide 17 - Quizvraag

"Vandaag heb jij aan Nederlands gewerkt, en hebben wij het even gehad over jouw schoolcarriere. Er is een plannetje gemaakt dat ik eerst even met jou wilde doornemen om te vragen wat je er van vindt. Het idee is dat jij eerst met papa langs de eventuele nieuwe school gaat om te kijken of je daar heen wilt. Als je dit dan wil, kan ambulant begeleider met jou mee om vooraf alvast even te kijken en de school te ontdekken, en daarna samen met jou in de les te zijn tot je het eventueel zelf zou kunnen."

Wat is er GOED aan deze rapportage?
A
Het laat samenwerking zien tussen verschillende ACB medewerkers
B
Het beschrijft een (pedagogische) interventie van begeleiding om dit kind te helpen in de overgang naar een nieuwe school
C
Het laat zien dat bij ACB niet alleen maar geknutseld en gewandeld wordt
D
A, B en C kloppen alledrie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is er mis met deze rapportage?

"Ik zag dat je Pietje liep uit te dagen"
A
Gebruik geen 'ik' maar liever 'begeleider' in rapportages.
B
Er staat een naam van een andere deelnemer in.
C
'Uitdagen' is een aanname. Je weet niet of dit echt zijn bedoeling was!
D
A, B en C.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een 'pedagogische interventie'?
A
Als je een deelnemer even naar de stille ruime stuurt
B
A, C en D
C
Als je een deelnemer een compliment geeft
D
Als je met een deelnemer reflecteert op haar gedrag

Slide 20 - Quizvraag

Dat was het, dank je wel!!

Slide 21 - Tekstslide