Lernova: Industriële samenleving

Het ontstaan van en reacties op de industriële samenleving

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het ontstaan van en reacties op de industriële samenleving

Slide 1 - Tekstslide


Een landbouw'revolutie' zorgt voor bevolkingsexplosie
Lastdieren
Handenarbeid
Primitieve werktuigen

Slide 2 - Tekstslide

Van het drieslagstelsel naar nieuwe landbouwmethodes zoals de wisselbouw, het gebruik van nieuwe en betere landbouwwerktuigen, zoals betere ploegen en zaaimachines, en het gebruik van mest verhoogden de opbrengsten
In Engeland werden in de 17de en 18de eeuw landbouwpercelen aan elkaar gesloten (enclosurebeweging: gemeenschappelijke gronden privaat maken) en in bezit genomen door grootgrondbezitters.
Deze schaalvergroting leverde een hoger rendement op. Grote aaneengesloten percelen waren immers gemakkelijker te bewerken dan kleine versnipperde gronden. De kleine boeren moesten plaats ruimen voor grootgrondbezitters en werden ingeschakeld als landarbeiders.
Goedkoop alternatief voor graan. Het gewas, afkomstig uit de Nieuwe Wereld, bevatte meer calorieën dan graan en relatief veel vitamine C. De kans dat de oogst van aardappelen en graan samen mislukte was relatief klein, waardoor de kans op hongersnoden verminderde en de weerstand van de bevolking toenam.
De bovengenoemde oorzaken zorgen ervoor dat vanaf het midden van de 19de eeuw Europa een demografische transitie inzette naar een modern demografisch patroon.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is industrialisering? 
overgang van een landbouwsamenleving naar een nieuwe vorm van samenleving 
        - massale warenproductie
        - massaconsumptie
        - groeiende natuurbeheersing
        - stijgend welvaartsniveau

Handenarbeid      ==>      gemechaniseerde arbeid
Thuisarbeid           ==>      fabrieksarbeid

Landbouw wordt secundaire sector, industrie primaire sector.

Slide 4 - Tekstslide

Verspreiding van de industriële revolutie
Welke begrippen zijn van toepassing op het industrialisatieproces tussen 1780 en 1945?
Mondiaal en westers
Het industrialiseringsproces tussen 1780 en 1945 was een wereldwijd proces, maar voltrok zich vooral in het westen. Japan vormde de uitzondering.
Wat waren de twee kernlanden van de eerste industriële revolutie?
Groot-Brittanië
België
Er is sprake van gelijktijdigheid in de overgang van landbouwsamenleving naar industriële samenleving.
 In de overgang van een landbouw- naar een industriële samenleving verloopt voor ieder land op een ander tijdstip.
Door het industrialiseringsproces was het westen het centrum van de economie en de niet-westerse landen de periferie.
Juist. De westerse landen benutten hun economisch kracht om andere landen delen van de wereld te domineren.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De eerste industriële revolutie ging van start in de textielnijverheid. 
Door innovaties in de textielindustrie kon de stijgende vraag naar textiel beantwoord worden. Vanaf 1795 werden spin- en weefmachines door stoomkracht aangedreven. De machines konden in de steden worden geplaatst. Hierdoor verdween de huisnijverheid en ontstond er een plattelandsvlucht. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De de toegenomen vraag naar kleding  leidde door
de bevolkingsexplosie tot innovaties in de textielsector waardoor de huisnijverheid verdween.

De afbeeldingen tonen de innovaties van de textielmachines.
De machines deden spinnen en weven sneller verlopen. Daardoor steeg het productievolume. Een ander voordeel was dat er nu minder (geschoolde) arbeiders nodig waren. Hierdoor konden ondernemers besparen op lonen, en goedkoper produceren. 

Het voordeel van stoomkracht: De machines konden mits een goede aanvoer van steenkool in fabrieken in steden worden gebouwd.
Stoomkracht was betrouwbaarder dan waterkracht. Bij droogte of hevige regenval was er te veel of te weinig water om de machines goed te laten functioneren.

Het verdwijnen van de huisnijverheid is een van de oorzaken
van de urbanisatie.

Slide 10 - Tekstslide

Door de transportrevolutie kunnen grote hoeveelheden over land worden vervoerd

Slide 11 - Tekstslide

Transport over land
Transportrevolutie: 
Grondige verbetering van wegen en vervoermiddelen.
Er kwamen nieuwe transportmiddelen voor over het land, zoals de trein, de fiets en de auto.
GEVOLGEN:
  • De reistijden werden korter, waardoor de leefwereld groter werd -> mensen maakten kennis met andere ideeën
  • Sneller vervoer van producten
  • Landschap veranderd
  



Slide 12 - Tekstslide

De Britten waren de baas in Egypte en zij lieten een 160 km lang kanaal door de woestijn graven. (1869)
Hierdoor hoefden schepen, op weg naar Azië, niet meer om Afrika heen te varen. Dit scheelde weken (40%) aan reistijd

Slide 13 - Tekstslide

De industriële revolutie

Slide 14 - Tekstslide

Het laatste component van de eerste industriële revolutie
Opnieuw leidde een crisis, in dit geval een transportcrisis, tot
innovaties die de ijzerindustrie een boost gaf.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitvinding had tot gevolg dat fabrieken zich in steden gingen vestigen?
A
De stoommachines
B
De schietspoel
C
De spinning Jenny
D
Het waterframe

Slide 19 - Quizvraag

Oorzaak Industriele Revolutie 
Gevolg Industriele Revolutie 
Verbeteringen in de landbouw
Bevolkingsgroei 
Huisnijverheid 
Ontstaan industriële samenleving
Nieuwe spin- en weefmachines
 Fabriekswerk 
verstedelijking
Onpersoonlijke relatie tussen werkgever en werknemer

Slide 20 - Sleepvraag

Tweede industriële revolutie

Slide 21 - Tekstslide

Tweede industriële revolutie: innovaties veranderden het dagelijkse leven
  • Duitsland en de VS
  • Elektriciteit, chemie en staal
  • Benzine, motoren
  • Lopende band (Henry Ford)
Omstreeks 1850 kwam men tot de vaststelling dat stoommachines niet langer voldeden. in de 19de eeuw zorgden innovaties ervoor dat petroleum in de industrie kon worden ingeschakeld. In de jaren 1890 ontwikkelde Rudolf Diesel de dieselmotor. Deze motor was uitstekend geschikt voor de aandrijving van zware transportvoertuigen zoals treinen en schepen en van industriële machines. Daarnaast verdrong de elektromotor vanaf de jaren 1910 de stoommachine. De elektromotor kon aan de lopende band worden gekoppeld. 
In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg de industrialisering een tweede adem als gevolg van een groot aantal nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen. De tweede industriële revolutie draaide rond elektriciteit, staal, spoorwegen en chemicaliën. In de eerste industriële revolutie waren Duitsland en de Verenigde Staten de koplopers. 
De lopende band bepaalde nu het werktempo waardoor de arbeidsproductiviteit steeg. De eerste producent die dit systeem toepaste was de Amerikaanse autofabrikant Henry Ford (1863-1947). Het gebruik van de lopende band in combinatie met gespecialiseerde machines zorgde ervoor dat goederen massaal konden worden geproduceerd. Door deze massaproductie daalden de prijzen van de producten waardoor steeds meer mensen zich deze konden veroorloven en de levensstandaard van de gemiddelde Amerikaan steeg.

Slide 22 - Tekstslide

Massaproductie
Door massaproductie kunnen fabrieken gigantisch groeien
Hierbij worden grote aantallen van precies dezelfde producten gemaakt. Hierbij zijn 2 dingen belangrijk:
Arbeidsverdeling
Een product wordt in verschillende stappen gemaakt. 1 arbeider doet 1 zo'n taak.
Lopende band
Deze band brengt het product naar de arbeider en bespaart zo veel tijd.

Slide 23 - Tekstslide

Taylorisme

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video

Voordelen en nadelen
Massaproductie had voordelen en nadelen
Voordelen
Sneller
- Goedkoper
- Betaalbare producten
- Makkelijk vervangen
- Geen opleiding nodig
Nadelen
Einde vakmanschap
- Eentonig werk
- Stress (tempo)
- Onpersoonlijk

Slide 26 - Tekstslide

Economisch liberalisme vs monopolies
Om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden, streefden bedrijven schaalvergroting na. Aan het einde van de 19de eeuw waren sommige bedrijven uitgegroeid tot reusachtige industriële complexen die de productie monopoliseerden en willekeurig hun prijzen bepaalden. Omdat deze bedrijven zo groot werden en politieke besluiten probeerden te beïnvloeden, vormden ze een bedreiging vormden voor de vrijhandel en het economisch liberalisme.

Slide 27 - Tekstslide

Herhaling 

Slide 28 - Tekstslide

11. Zet in chronologische volgorde:
Dit is een vraag over chronologiseren.
1
2
3
4
5
6
Agrarische Revolutie
De wetenschappelijke revolutie
Mensen trekken naar de stad
Industriële Revolutie in de rest van Europa
De verlichting
Industriële Revolutie in Engeland

Slide 29 - Sleepvraag

Hoort bij de industriële revolutie
Hoort niet bij de industriële revolutie

Slide 30 - Sleepvraag

Eerste Industriële revolutie 
Tweede Industriële Revolutie
1870
staal
steenkool
aspirine
Duitsland
stoomtrein
kapitaal
goederen
consumptiegoederen

Slide 31 - Sleepvraag

De klassensamenleving

Slide 32 - Tekstslide

Werken en leven in de industriële samenleving

Slide 33 - Tekstslide

Standensamenleving vs klassenmaatschappij
In de standensamenleving bepaalden ? je positie in de maatschappij, terwijl in een klassensamenleving ? die positie bepalen.
In de klassenmaatschappij waren er twee klassen. De ? was een mengeling van steenrijke, rijke en goedverdienende handelaars, industriëlen, grootgrondbezitters, ... Daartegenover stond de werkende klasse: verarmde arbeiders en boeren, ook wel ? genoemd.

Slide 34 - Tekstslide

Standensamenleving vs klassenmaatschappij

Slide 35 - Tekstslide

Proletariërs: arbeidsomstandigheden
Door de massale toevloed van arbeiders in de steden, als gevolg van de plattelandsvlucht, konden de fabrieksbazen over veel arbeiders beschikken. Onderzoek aan de hand van de onderstaande bronnen en opdrachten de gevolgen die dat had voor de arbeidsomstandigheden van de proletariërs.

Slide 36 - Tekstslide

Het trucksysteem
De arbeiders waren door het trucksysteem verplicht om goederen in de winkels van de patroon te kopen.
Sommige arbeiders kregen hun loon enkel in goederen en niet in geld. Ze waren dus niet vrij om zelf over hun loon te beschikken en de goederen te kopen die ze wilden, waar ze wilden.

Slide 37 - Tekstslide

Het werkboekje
De arbeider had het werkboekje nodig wanneer hij van werk wilde veranderen. De fabrieksbaas kon dat weigeren.
De fabrieksbaas kon negatieve commentaar schrijven over de werkijver en het gedrag van zijn arbeider, waardoor het moeilijk werd om elders een job te vinden. 

Slide 38 - Tekstslide

Welk begrip verwoord het best de omstandigheden van de arbeiders?

Slide 39 - Woordweb

Wat waren de oorzaken waardoor fabrieksbazen gemakkelijk arbeiders konden ontslaan en opnieuw aannemen.
A
Werkboekje
B
Overschot aan arbeidskrachten
C
Trucksysteem
D
Plattelandsvlucht

Slide 40 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen van de werkomstandigheden voor de arbeiders.
A
Ze werkten lange dagen.
B
Ze werkten in gevaarlijke en ongezonde omstandigheden.
C
Iedereen moest werken omdat ze anders te weinig inkomen hadden. Dus ook de kinderen werkten.
D
Sociale promotie was zo goed als uitgesloten.

Slide 41 - Quizvraag

De macht van de burgerij

Slide 42 - Tekstslide

Het cijnskiesrecht zorgde ervoor dat arbeiders ook vertegenwoordigd werden in het parlement.
A
Juist
B
Fout

Slide 43 - Quizvraag

Waarom kwamen er geen sociale wetten tot stand?
A
Omdat ze enkel strafrechtelijke wetten verzonnen
B
Omdat ze geen arbeiders in het parlement wilden.
C
Ze waren te lui.
D
Omdat de parlementsleden zelf fabrieksbazen waren.

Slide 44 - Quizvraag

Naast het cijnskiesrecht waren er nog maatregelen van kracht die de arbeiders onderdrukten.
A
Verbod op staken
B
Ze gaven hen eten.
C
De bazen gaven de arbeiders een goed loon.
D
Verbod op vereniging en sociaal vangnet op te richten.

Slide 45 - Quizvraag

Waarom zou de overheid ca. 1850 kinderarbeid hebben aangemoedigd?
A
Ze wilden geen geld uitgeven aan scholen.
B
Ze wilden een handje helpen om de overbevolking tegen te gaan.
C
De fabrieksbazen zetelden zelf in het parlement.
D
De overheid vond kinderen maar ellendig.

Slide 46 - Quizvraag

Herhaling

Slide 47 - Tekstslide

klassensamenleving
burgerij
proletariaat
cijnskiesrecht
werkboekje
trucksysteem
Samenleving waarin geld en bezit je positie in de maatschappij bepalen.
Een mengeling van steenrijke, rijke en goedverdienende handelaars, industriëlen en grootgrondbezitters die het politieke en het economische leven beheersten.
Mensen die niets anders bezitten dan hun kinderen (arbeidersklasse en arme boeren in de 19de eeuw).

Kiessysteem waarbij enkel diegenen die voldoende belastingen betaalden, mochten stemmen.
Een boekje dat verplicht was om ergens in dienst te treden en waarin de werkgever opmerkingen kon noteren over de werknemer.
Systeem waarbij arbeiders werden verplicht om hun inkopen te doen in fabriekswinkels.

Slide 48 - Sleepvraag

Kunst als reactie

Slide 49 - Tekstslide