Les 8.6 - Poëzie & knipselgedicht

Nederlands
Les 8.6
  poëzie
&
knipselgedicht
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Les 8.6
  poëzie
&
knipselgedicht

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les weet jij:
- wat poëzie is.
- 10 tips voor het schrijven van een gedicht.
- wat een knipselgedicht is.
- een knipselgedicht te maken.

Slide 2 - Tekstslide

10 tips voor het schrijven
van een gedicht

Slide 3 - Tekstslide

1. Je gedicht kan overal over gaan
Over kleine dingen als een fietsbel of een sok, over grote dingen als een flatgebouw of het reuzenrad, over mensen die je kent, je vriendje, je juf of je moeder.
In een gedicht mag je dromen, liegen, overdrijven, je herinneren, gek doen. In een gedicht mag je zelfs zwijgen. Als je in een gedicht niet alles vertelt, kan de lezer erg nieuwsgierig worden!

Slide 4 - Tekstslide

2. Je hoeft gedichten niet te begrijpen
Zelfs je eigen gedicht hoef je niet te snappen. Een schilderij of een muziekstuk begrijp je toch ook niet? Een gedicht mag een beetje mysterieus zijn. Het gaat erom wat een gedicht met de lezer doet.
Krijg je er kippenvel van? Moet je er om grinniken? Vind je het gewoon mooi en weet je niet waarom? Of klinkt het gewoon lekker uit je mond als het hardop leest?

Slide 5 - Tekstslide

3. In een gedicht speel je met woorden en klanken
Dichters zeggen de dingen net een beetje anders. Soms zeggen ze dingen twee of drie keer zodat je het echt goed hoort. Dichters liegen, fantaseren spreken soms de waarheid, ze spreken in beelden en vergelijkingen.
Een zonsondergang lijkt bijvoorbeeld op een oranje pizza. En een burgemeester is een heer met een halsband.

Slide 6 - Tekstslide

4. Veel kinderen denken dat een gedicht moet rijmen
En dan schrijven ze regels op, alleen vanwege het rijm bijv. Ik loop door het bos, en ik ben de klos. Of : De hemel is blauw, ik hou van jou.
Flauwe bekende rijmpjes die al tienduizend keer zijn opgeschreven. Daarom is het soms mooier om niet te rijmen,  maar te letten op het ritme, de lengte van de zinnen en op de woorden die je gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

5. Schrijf korte regels

Tien woorden op één regel is vaak al heel veel. De meeste gedichten hebben korte regels.
Met korte regels hou je een gedicht open: Alle woorden hebben dan de ruimte, ze drukken elkaar niet weg.

Slide 8 - Tekstslide

6. Schrijf korte gedichten met weinig regels

Bijvoorbeeld een gedicht van zes, tien of hooguit veertien regels. Heb je meer regels? Kijk wat je kunt schrappen. Een gedicht wordt er beter van als het kort en krachtig is.

Slide 9 - Tekstslide

7. Sla af en toe eens een regel over
Dat heet: een witregel.
Witregels maken een gedicht overzichtelijk. Ze geven een gedicht ruimte, de stilte die het nodig heeft.

Slide 10 - Tekstslide

8. Gebruik woorden die je voor je ziet
Zie je een auto? Noem het merk! Zie je een bloem? Noem de naam!
Sommige woorden zijn zo vaak gebruikt dat ze versleten zijn. 'Leuk' is bijvoorbeeld zo'n woord.
Heb je 'leuk' opgeschreven? Zet er een streep door en bedenk een beter woord.

Slide 11 - Tekstslide

9. Herhaal een belangrijk woord of een belangrijke regel

Daardoor gaat je gedicht klinken als een lied, als een muziekstukje van klanken.

Slide 12 - Tekstslide

10. Schrijf geen gedicht over van andere dichters

Want dan ben je een dief. Je pakt iets van een ander en je zegt dat het van jou is en dat is niet sportief! (rijmt per ongeluk)

Slide 13 - Tekstslide

knipselgedicht:

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je een knipselgedicht? 
- Verzamel gevarieerd drukwerk, zoals kranten, tijdschriften en folders.
- Knip koppen uit: dat kunnen zinnen en losse woorden zijn.
- Leg de uitgeknipte woorden en zinnen naast en onder elkaar.
- Bedenk bij het rangschikken welk gevoel je wilt overbrengen.
- Let ook op variatie in kleur en lettergrootte.
- Lees je knipselregels een aantal keer hardop.
- Knip en schuif tot je tevreden bent over inhoud, maat en vorm.
- Neem een vel papier (A-4 of A-3) en plak je knipselgedicht op.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

eindcijfer Nederlands P8
Mist er vrijdag 21 juni een opdracht in Teams en/of NU Nederlands > 1 voor opdrachten (cijfer toets + cijfer opdrachten : 2 = eindcijfer Nederlands P8)

Opdrachten:
- Opdrachten: NU Nederlands les 8.1 & les 8.2 (zie PowerPoints)
- Motivatiebrief les 8.3 (toets)
- Opdrachten Teams: foto stapelgedicht (les 8.4), stiftgedicht (les 8.5) en knipselgedicht (les 8.6)

Slide 18 - Tekstslide

OPDRACHT

Maak zelf een knipselgedicht en lever de foto in Teams in.

Veel plezier en heel veel succes! 

Slide 19 - Tekstslide