H4 lezen 2M

26 januari 2022
Vandaag:
-lezen in 'Schaduwspits'
-Lezen H4 blz 96
-(herhaling info filmpje)
-Lesson up quiz: Lezen H1 t/m H4
-zelfstandig werk
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

26 januari 2022
Vandaag:
-lezen in 'Schaduwspits'
-Lezen H4 blz 96
-(herhaling info filmpje)
-Lesson up quiz: Lezen H1 t/m H4
-zelfstandig werk

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

herhaling van H1 t/m H4

Slide 2 - Tekstslide

Test je kennis:

Slide 3 - Tekstslide

In het slot van een tekst staat de meeste informatie:
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Het middenstuk van een tekst behandeld de meeste deelonderwerpen:
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Tussenkopjes helpen je de deelonderwerpen te vinden:
A
ja
B
nee
C
vaak
D
soms

Slide 6 - Quizvraag

De hoofdgedachte kan staan in:
A
de hele tekst
B
alleen de inleiding
C
alleen in het slot
D
in het middenstuk

Slide 7 - Quizvraag

De hoofdgedachte staat altijd als zin in de tekst:
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

hoofdzaken van een tekst kun je vaak in de inleiding vinden:
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

In een samenvatting verwerk je ook voorbeelden:
A
ja
B
nee
C
alleen als ze echt iets toevoegen

Slide 10 - Quizvraag

Een samenvatting kun je vaak maken door de eerste + laatste zin van een alinea te gebruiken:
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

De hoofdgedachte neem je op in je samenvatting:
A
ja
B
nee
C
'Ben je gek geworden?!?'

Slide 12 - Quizvraag

signaalwoorden geven een tekstverband aan:
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Een opsomming kun je vinden door te kijken naar:
A
signaalwoorden
B
nummers
C
een dubbele punt
D
liggende streepjes/dots

Slide 14 - Quizvraag

'maar', 'toch', 'echter', 'daarentegen" zijn signaalwoorden voor een:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
doel-middel

Slide 15 - Quizvraag

Een feit moet je kunnen controleren:
A
ja
B
nee
C
soms
D
'Weet ik veel!"

Slide 16 - Quizvraag

Een argument is:
A
synoniem voor mening
B
altijd een feit
C
een reden waarom je iets vindt
D
een aanvulling op je mening

Slide 17 - Quizvraag

Ik weet nu meer over leesvaardigheid:
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll