Lezen 1.2 (2) - 4 GT

Nederlands

Lezen 1.2
4 gemengd
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Lezen 1.2
4 gemengd

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Nabespreken 1.2, opdr. 23 t/m 26 (blz. 27-30)
- Uitleg nieuwe theorie lezen 1.2 + oefeningen 
- We lezen tekst 7 + oefeningen 

Lesdoel:
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.
- Je kunt signaalwoorden en tekstverbanden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Blz. 31

Slide 3 - Tekstslide

Blz. 31

Slide 4 - Tekstslide


A
Een sporter ... minder aan.
B
Kinderen moeten ... gehaald worden.
C
Topsporters worden ... sport beoefenen.
D
Trainers moeten ... laten doen.

Slide 5 - Quizvraag

Is de hoofdgedachte hetzelfde als het onderwerp van een tekst?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg
Nee, een onderwerp geeft in een of een paar woorden aan waar
een tekst over gaat.

De hoofdgedachte geeft dat aan in een hele zin. 

De hoofdgedachte is vollediger dan het onderwerp.

Slide 7 - Tekstslide


In welke twee tekstdelen vind je meestal het onderwerp van een tekst?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

en, vervolgens, niet alleen...maar ook, zowel...als
A
concluderend
B
oorzaak/gevolg
C
opsommend
D
redengevend

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

dus, dan ook, concluderend, de slotsom is
A
concluderend
B
oorzaak/gevolg
C
opsommend
D
redengevend

Slide 12 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

kortom, samenvattend, alles bij elkaar
A
concluderend
B
samenvattend
C
opsommend
D
uitleggend/voorbeeldgevend

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

maar, echter, toch, daarentegen, enerzijds...anderzijds
A
tegenstellend
B
samenvattend
C
oorzaak/gevolg
D
uitleggend/voorbeeldgevend

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zoals, dat wil zeggen, met andere woorden
A
tegenstellend
B
samenvattend
C
oorzaak/gevolg
D
uitleggend/voorbeeldgevend

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

doordat, daardoor, zodat, waardoor, dan ook
A
tegenstellend
B
samenvattend
C
oorzaak/gevolg
D
uitleggend/voorbeeldgevend

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

want, omdat, daarom, immers
A
concluderend
B
samenvattend
C
redengevend
D
uitleggend/voorbeeldgevend

Slide 17 - Quizvraag

We lezen tekst 7 (blz. 33)

Let op: sluit LessonUp nog niet af!

Slide 18 - Tekstslide

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
A
1
B
1 en 2
C
1, 2 en 3
D
1, 2, 3 en 4

Slide 19 - Quizvraag

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
A
door alleen 1
B
door 1 en 2
C
door 2 en 3
D
door 1 en 3

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van tekst 7?
A
Het Engels dat Nederlanders spreken wordt een nieuw soort Engels.
B
Het Engels dat Nederlanders spreken zorgt voor een goede Internationale communicatie.
C
Natives die Engels als moedertaal hebben vinden dat Nederlanders goed Engels spreken.
D
Nederlanders spreken beter Engels dan ze zelf denken.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het tekstverband tussen alinea 1 en alinea 2?
A
Alinea 1 en 2 vormen samen een opsomming.
B
Alinea 2 geeft een voorbeeld bij alinea 1.
C
Alinea 2 is de uitwerking van alinea 1.

Slide 22 - Quizvraag


Noteer het signaalwoord uit de eerste zin van alinea 2.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het tekstverband tussen alinea 1 en 2?
A
concluderend
B
oorzaak/gevolg
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het tekstverband tussen alinea 3 en 4?
A
Alinea 3 en 4 vormen een opsomming
B
Alinea 3 en 4 vormen een tegenstelling
C
Alinea 4 geeft een reden voor alinea 3
D
Alinea 4 geeft een uitleg bij alinea 3

Slide 25 - Quizvraag

Lesplanning
- Leer de theorie over 'de hoofdgedachte bepalen' (blz. 31) en tekstverbanden' (blz. 35) = huiswerk vrijdag 

Lesdoel:
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.
- Je kunt signaalwoorden en tekstverbanden herkennen.

Slide 26 - Tekstslide