ROUS Monetaire zaken H3 (3.1 t/m 3.6)

Monetaire zaken hoofdstuk 3
geldschepping
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Monetaire zaken hoofdstuk 3
geldschepping

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • noemen welke posten op de balans van een bank behoren tot de maatschappelijke geldhoeveelheid.
  • de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid, de secundaire liquiditeiten en de binnenlandse liquiditeitenmassa berekenen. 
  • verklaren wanneer er sprake is van wederzijdse schuldaanvaarding of geldcreatie door de centrale bank.
  • voorbeelden noemen van substitutie en transformatie.
  • liquiditeitsratio en solvabiliteitsratio berekenen.
  • met behulp van de solvabiliteit berekenen hoeveel geld een bank nog mag scheppen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de drie functies van geld?

Slide 3 - Open vraag

Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid en vermogensobject (of spaarmiddel/oppotmiddel).

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het gevolg van veel geld in
omloop?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Geldhoeveelheid
De figuur illustreert de geldhoeveelheid aan de hand van de maatschappelijke geldhoeveelheid (ook wel primaire liquiditeiten genoemd) in ons land. 

Het bestaat uit het chartale geld (dit zijn de munten en bankbiljetten) in omloop en de saldi in rekening courant (het girale geld, ofwel de betaalrekeningen).

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom spaargelden niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid hoort?

Slide 9 - Open vraag

Substitutie
De samenstelling van de geldhoeveelheid verandert als het publiek giraal geld omzet in chartaal geld of omgekeerd. Dit noemen we substitutie.
De omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid verandert dus niet wanneer het publiek munten en bankbiljetten opneemt van hun girale tegoed. De samenstelling verandert wel (substitutie)

Slide 10 - Tekstslide

Geldschepping
Geldschepping door banken middels girale kredietverlening noemen we wederzijdse schuldaanvaarding.

De maatschappelijke geldhoeveelheid neemt erdoor toe.

Slide 11 - Tekstslide

Is er bij wederzijdse schuldaanvaarding sprake van geldschepping?
A
soms
B
altijd
C
misschien
D
bijna altijd

Slide 12 - Quizvraag

Geldvernietiging
Als krediet wordt afgelost, spreken we van geldvernietiging.

Bij geldvernietiging neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid af.

Slide 13 - Tekstslide

solvabiliteitsratio
Extra geld creeren door kredietverlening mag een bank niet ongelimiteerd doen. De centrale bank ziet hierop toe en eist van alle banken dat zij tegenover hun verstrekte kredieten voldoende eigen vermogen hebben.

Slide 14 - Tekstslide

Liquiditeitsratio
Naast de solvabiliteit kennen wij ook de liquiditeitsratio. 
Dit geeft aan of een bank voldoende liquide middelen heeft om aan haar directe betalingsverplichtingen te voldoen.

kas + tegoed bij DNB / rekeningcouranttegoeden * 100%

Slide 15 - Tekstslide

Je hypotheek terugbetalen is ...
A
Transformatie
B
Substitutie
C
Geldvernietiging
D
Geldschepping

Slide 16 - Quizvraag

Aan het werk
Maken 3.1 t/m 3.6
3 minuten --> 3.1 en 3.2
3.3 samen
3.4 --> 5 minuten en erna bespreken. 

Slide 17 - Tekstslide