Bereken de consumentenprijsindex (CPI) Afronden op 1 decimaal
A
110,1
B
92,9
C
102,0
D
127,9
Slide 16 - Quizvraag
Welvaartsvast betekent dat de (pensioen)uitkering ...
A
Mee groeit met de prijzen
B
Bevriest
C
Mee groeit met de CAO-lonen
D
Gekort wordt
Slide 17 - Quizvraag
Twee beweringen: (1) Door een dalende wisselkoers van de euro daalt de inflatie in de eurolanden. (2) Door een stijgende arbeidsproductiviteit kan de kosteninflatie beperkt worden.
A
Beide zijn goed
B
(1) is goed en (2) is fout
C
(1) is fout en (2) is goed
D
Beide zijn fout.
Slide 18 - Quizvraag
Hoofdstuk 5
ECB + doelstellingen
Monetair beleid (verkrappend & verruimend)
Instrumenten Monetair beleid:
- Geldmarktrente
- Inflation targeting
- Open markttransacties
Liquiditeitsval
Zero-lowerbound
Helikoptergeld
Systeembank
Slide 19 - Tekstslide
De hoofdtaak van de ECB is ...
A
de externe waarde stabiliseren
B
het beleid gericht op prijsstabiliteit
C
het bedrijfseconomisch toezicht op de banken
D
de zorg voor een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
Slide 20 - Quizvraag
In een land loopt de inflatie door een goed draaiende economie langzaam op. De vakbonden dreigen met aangepaste looneisen te komen. De centrale bank reageert door aan te geven dat haar inflatiedoelstelling onveranderd blijft. Hoe noem je deze vorm van monetair beleid?
A
Rentebeleid
B
Helikoptergeld
C
Kwantitatieve verruiming
D
Inflation targeting
Slide 21 - Quizvraag
Als de centrale bank de inflatie te hoog vindt, zal zij een …(I) … monetair beleid gaan voeren, waardoor de rente op de … (II) … zal gaan stijgen.
A
(I) = verkrappend; (II) = geldmarkt.
B
(I) = verkrappend; (II) = kapitaalmarkt.
C
(I) = verruimend; (II) = geldmarkt.
D
(I) = verruimend; (II) = kapitaalmarkt.
Slide 22 - Quizvraag
EXTRA VRAGEN
Om thuis te oefenen voor het SE!
Slide 23 - Tekstslide
Om de kredietverlening te beperken kan de ECB ...
A
de refirente verlagen
B
staatsobligaties verkopen aan banken
C
tijdelijk kopen van vreemde valuta van banken
D
solvabiliteitspercentage verlagen.
Slide 24 - Quizvraag
Mutatiebalans van een bank: Activa: kas -€10.000 Passiva: rekening-courant +€10.000 en spaartegoeden -€20.000
Wat is er aan de hand bij de bovenstaande mutatiebalans?
A
Hier is sprake van geldschepping door middel van transformatie
B
Hier is sprake van geldvernietiging door middel van transformatie
C
Hier is sprake van geldschepping door middel van substitutie
D
Hier is sprake van geldvernietiging door middel van substitutie
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer een rekeninghouder bij de ABN-AMRO zijn dollartegoed omzet in een rekening-couranttegoed in euro's, is dat een voorbeeld van ...(1)..., waarbij de maatschappelijke geldhoeveelheid ...(2)...
A
(1) substitutie, (2) gelijk blijft
B
(1) substitutie, (2) toeneemt
C
(1) transformatie, (2) gelijk blijft
D
(1) transformatie, (2) toeneemt
Slide 26 - Quizvraag
De NV Akzo/Nobel stort $ 3.000.000 bij de ABN-AMRO en laat de tegenwaarde van € 3.800.000 bijschrijven op haar rekening-couranttegoed bij die bank. Door deze transactie zal in Nederland de primaire liquiditeitenmassa ...(1)... en de girale geldhoeveelheid ...(2)...
A
(1) toenemen, (2) toenemen
B
(1) toenemen, (2) gelijk blijven
C
(1) gelijk blijven, (2) toenemen
D
(1) gelijk blijven, (2) gelijk blijven.
Slide 27 - Quizvraag
Welk gevaar ontstaat er voor cliënten van een bank, als die bank niet voldoende liquide is?
A
Dat de cliënten moeten uitzien naar een andere bank.
B
Dat de cliënten minder rente krijgen op hun spaargeld.
C
Dat er geen contant geld meer opgenomen kan worden.
D
Dat er geen nieuwe rekeningen meer geopend kunnen worden.
Slide 28 - Quizvraag
Twee beweringen: (1) Giraal geld is het geld van mensen en bedrijven (exclusief banken), dat op de spaarrekeningen bij de banken staat. (2) Een girale betaling gebeurt altijd met een pinpas.
A
Beide zijn goed
B
(1) is goed, (2) is fout
C
(1) is fout, (2) is goed
D
Beide zijn fout
Slide 29 - Quizvraag
Waar zit de fout in de volgende redenering? In het eurogebied heerst overbesteding --> hoge inflatie --> ECB zal de rente verlagen --> de besparingen nemen toe --> het lenen neemt af --> de bestedingen nemen af --> de inflatie neemt af.
A
Het lenen neemt af
B
ECB zal de rente verlagen
C
De besparingen nemen toe
D
Nergens, de redenering is juist.
Slide 30 - Quizvraag
Een verlaging van de rentestand leidt tot ...(1)... aandelenkoersen, omdat beleggers op grote schaal overstappen van ...(2)...
A
(1) lagere, (2) aandelen naar obligaties
B
(1) lagere, (2) obligaties naar aandelen
C
(1) hogere, (2) aandelen naar obligaties
D
(1) hogere, (2) obligaties naar aandelen
Slide 31 - Quizvraag
Mutatiebalans van een bank: Activa: kas -€100 Passiva: spaartegoeden - €100
Bij welke transactie hoort de bovenstaande mutatiebalans?
A
Een klant stort € 100 op een spaartegoed
B
Een klant neemt € 100 op van een spaartegoed
C
Een klant schrijft € 100 over van een spaartegoed
D
Een klant leent € 100 van de bank
Slide 32 - Quizvraag
Door substitutie verandert de omvang van de ...
A
girale geldhoeveelheid
B
maatschappelijke geldhoeveelheid
C
primaire liquiditeitenmassa
D
binnenlandse liquiditeitenmassa
Slide 33 - Quizvraag
Karel heeft in 2017 een nettoloon van € 1.120. In 2018 stijgt zijn nettoloon naar € 1.150. In 2018 stijgt het CPI van 109,8 (2017) naar 111,0.
Bereken met hoeveel procent het reële nettoloon van Karel is gestegen in 2018 ten opzichte van 2017.
A
1,2%
B
-7,5%
C
1,56%
D
2,7%
Slide 34 - Quizvraag
Waarom probeert de centrale bank een faillissement van een (grote) bank te voorkomen?
A
De centrale bank kan dan een deel van het uitgeleende geld weer terug krijgen.
B
Door een faillissement zal de inflatie in een land snel oplopen.
C
Het faillissement van een bank is schadelijk voor het vertrouwen van het publiek in de banken.
D
Door het faillissement van een bank zal de geldmarktrente gaan stijgen.
Slide 35 - Quizvraag
Balansgegevens van een bank (x € 1.000.000): Activa: kas € 1.500, tegoed bij DNB € 200, debiteuren € 9.500 Passiva: rekening-couranttegoeden € 8.000, termijndeposito's € 1.500, spaarrekeningen € 1.300, eigen vermogen € 2.000