H2 Oriëntatie

H2 Oriëntatie

Hfd-2 Nederland als industriële samenleving.
opdrachten 1 t/m 5
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Oriëntatie

Hfd-2 Nederland als industriële samenleving.
opdrachten 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Opdracht 1a
Je leest in de tekst over een belangrijke verandering in Nederland. Welke?
  • In de 19e eeuw kwamen in Nederland textielfabrieken, waarin arbeiders onder slechte omstandigheden werkten. Nu kopen Nederlanders kleding uit Aziatische fabrieken.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1b
Gebruik ook bron 1. Schrijf ten minste vijf woorden op die te maken hebben met de komst van fabrieken in de 19e eeuw.
Bijvoorbeeld:
  • industrie, kinderarbeid, stoommachine, armoede,
  • milieuvervuiling, textiel, ongezond.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1c
Gebruik ook bron 2. Heb je bij vraag b een woord opgeschreven dat niet past bij textielfabrieken in de 20e eeuw?
Bijvoorbeeld: 
  • stoommachine
  • kinderarbeid (in Nederland).

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2a
Om welke reden zouden de jongens in bron 1 en 2 in een fabriek werken?
  • Waarschijnlijk verdienen de ouders te weinig om het gezin te onderhouden. Daarom moeten de kinderen ook werken.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2b
Om welke reden laten fabrikanten kinderen in hun fabrieken werken?
  • Het loon van deze kinderen is lager dan dat van een volwassene, dus hoeven ze minder te betalen. Zo kunnen ze de kosten laag houden.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2c
Waarom is er tegenwoordig geen kinderarbeid in Nederland?
  • Nederlandse kinderen hebben  leerplicht tot hun 16e jaar. 
  • Kinderen mogen tot 12 jaar heel beperkt werken en tot 16 jaar alleen naast hun school.

Slide 8 - Tekstslide

Uit de arbeidstijdenwet:

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3a
Ben jij een producent of een consument van kleding? Leg je antwoord uit.
  • Nee, je bent een consument, want je koopt kleding. (Een producent maakt kleding.)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3b
Kijk eens op het label van jouw trui, shirt of broek. Waar is het kledingstuk gemaakt?
Bijvoorbeeld:
  • Vietnam
  • Bangladesh
  • Honduras

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3c
Wat geldt voor jou? Kies één of meer van de volgende uitspraken of bedenk er zelf een.
A Als ik een kledingstuk leuk vind, koop het ik gewoon.
B Ik koop goede kleding die lang meegaat.
C Ik koop kleding die op milieuvriendelijke wijze is gemaakt.
D Ik onderzoek weleens hoe en waar mijn kleding is gemaakt.
  • Eigen antwoord (voor mij geldt A en D)

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
a. In welk land stonden de eerste fabrieken?
  • In Groot-Brittannië (vanaf 1750).

b. Ontstond in Nederland vroeg of laat industrie?
Leg je antwoord uit.
  • In Nederland ontstond al vroeg industrie (vanaf 1860) en dat was eerder dan de meeste landen. Die kregen industrie ná Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4
c. Wanneer ontstond industrie in de meeste landen in Azië?
  • Na 1950.

d. Gebruik ook de tijdbalk. In veel Europese landen ontstond in de 19e eeuw industrie. Wat kom je in de tijdbalk te weten over Afrika en Azië
in die tijd?
  • Bijna alle gebieden in Afrika en Azië waren in de 19e eeuw koloniën van Europese landen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5a
Lees de titel van dit hoofdstuk en gebruik de tijdbalk. Over welke tijd gaat dit hoofdstuk?
  • Over de periode 1860 tot heden (nu).

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 5b
Beschrijf met behulp van de tijdbalk telkens een verandering op de volgende gebieden.
– Verandering in de economie van Nederland:
  • eerst werd de industrie belangrijk, later groeide de dienstensector.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 5b
Beschrijf met behulp van de tijdbalk telkens een verandering op de volgende gebieden.
– Verandering in het bestuur van Nederland:
  • arbeiders hadden eerst geen kiesrecht, maar nu wel.
– Verandering in de kolonie Nederlands-Indië:
  • de kolonie hoorde eerst bij Nederland, maar werd na 1945 onafhankelijk.
– Verandering in Europa: tijdens de Tweede
Wereldoorlog vochten landen tegen
elkaar, daarna gingen ze samenwerken

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 5b
Beschrijf met behulp van de tijdbalk telkens een verandering op de volgende gebieden.
– Verandering in Europa: 
  • tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten landen tegen elkaar, daarna gingen ze samenwerken (de EU).

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk

H2.1 A+B
Blz. 54 t/m 57
Maken opdr. 1 t/m 10

Slide 19 - Tekstslide